Martinus Willem Beijerinck werd op 16 maart 1851 in Amsterdam geboren als zoon van spoorwegambtenaar Derk Beijerinck en Jeanette Henriëtte van Slogteren. In 1895 werd hij benoemd tot hoogleraar in de biologie en bacteriologie in Delft. In 1921 ging hij met emeritaat. Beijerinck overleed op 1 januari 1931 te Gorssel.
Geschiedenis
Wie kent niet de naam Antonie van Leeuwenhoek (1632 –1723), de uitvinder van de microscoop. Rond 1675 wist hij met een zelf vervaardigde microscoop een geheel nieuwe wetenschap het licht te laten zien, namelijk die van de microbiologie. Dat het bijna twee eeuwen duurde voordat deze wetenschap werkelijk van de grond kwam bewijst dat Van Leeuwenhoek zijn tijd ver vooruit was.
Louis Pasteur (1822 –1895) bewees met een geslaagd experiment dat voedsel waarin het zgn. ‘nieuwe leven’ ontstond was besmet met in de lucht zwevende micro-organismen. Pasteur toonde ook aan dat door verhitting de meeste bacteriën en micro-organismen werden gedood (pasteuriseren). De microbiologie bestaat tegenwoordig uit verschillende takken; de medische microbiologie, farmacie en de industriële microbiologie (bijv.waterzuivering). Helaas wil de mensheid ook graag misbruik van het bestaan van de bacterie maken en heeft men een heel arsenaal aan bacteriologische wapens om elkaar het leven ‘zuur’ te maken. De wetenschap die zich bezighoudt met micro-organismen die van invloed zijn op het plantenleven is die waar we kennis maken met Martinus Willem Beijerinck. Hij was het, die samen met tijdgenoten als Winogradsky en Ivanovsky bacteriën en hun levensomstandigheden bestudeerden. Zij ontdekten dat micro-organismen soms schadelijk maar in de meeste gevallen nuttig waren, bijv.bij het omzetten van afval in allerlei verbindingen die voor het leven op aarde onmisbaar zijn (stikstof).
Studie
Beijerinck ging in 1864 naar de Haarlemse HBS. Hierna volgde een studie aan de Polytechnische School in Delft (TH). In 1872 verliet hij deze met het diploma Technoloog. Na vrijstelling voor het toelatingsexamen ging hij in Leiden studeren. Biologie was de gekozen richting. In 1873 volgde het kandidaatsexamen gevolgd door het doctoraal examen, en op 14 juni 1877 promoveerde Beijerinck bij de Leidse hoogleraar W.F.R.Suringar. Naast zijn studie had hij enkele betrekkingen als leraar aan de landbouwschool en de HBS te Warffum (Groningen), vervolgens aan de HBS in Utrecht, om in 1876 te beginnen als docent aan de Hogere Landbouwschool in Wageningen.
N.V.Nederlandsche Gist-en Spiritus fabriek (DSM)
In 1870 had J.C. van Marken in Delft de N.V. Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek opgericht. Van Marken zag wel wat in de kwaliteiten van Beijerinck en besloot hem aan te trekken als research-chemicus op het lab van de fabriek, bood hem een flink salaris en de beschikking over een eigen laboratorium. Dit kon Beijerinck niet aan zich voorbij laten gaan en besloot in 1885 de Landbouwschool te verruilen voor de Gist-en Spiritusfabriek. Beijerinck deed in zijn lab enkele belangrijke onderzoeken die betrekking hadden op gistsoorten en melkzuurbacteriën. Zijn onderzoekingen zetten zich voort en in 1888 weet hij bacteriën te isoleren uit wortelknolletjes. Beijerinck wordt gezien als de grondlegger van de gallenkunde (cecidiologie).
Door zijn baanbrekende werk op bacteriologisch gebied valt Beijerinck op bij de Polytechnische School in Delft. Die benoemt hem in 1895 tot hoogleraar in de biologie en bacteriologie. Op 6 september van dat jaar aanvaardt hij zijn benoeming. Zijn inzicht in de bacteriologische wereld vergroot zich snel. In 1896 ontdekte hij de belangrijkste veroorzaker van stank in stadsgrachten; bacteriën die sulfaat omzetten tot H2S: de Spirillum Desulfuricans. Een jaar later mocht hij een splinternieuw bacteriologisch laboratorium van de Polytechnische School betrekken na deze zelf geopend te hebben. In 1898 gebruikte Beijerinck het begrip virus voor het eerst (terwijl de ontdekking ervan op naam staat van de Rus D.Ivanovsky, die het zes jaar eerder ontdekte). Beijerinck ontdekte dat bacteriën een grote verspreiding hebben maar dat elke bacterie zijn specifieke leefomstandigheden nodig heeft en bijzondere voedselbehoeften ten behoeve van chemische omzettingen die bepaalde bacteriën veroorzaken. Van Beijerinck is de vaak gebruikte uitspraak ‘alles is overal en de natuur selecteert’, wat betrekking heeft op de leefomstandigheden van bepaalde bacteriën, de natuur bepaalt of een bepaalde bacterie op een bepaalde plaats kan (over)leven. Beijerinck ontving voor zijn werk in 1905 de Van Leeuwenhoek Medaille en werd ook geëerd met diverse Nederlandse onder- scheidingen. Uit Denemarken ontving hij de Emil Christian Hansen Medaille. Beijerinck werd en wordt alom geprezen voor zijn baanbrekende ontdekkingen en onderzoeksmethoden. Beijerinck scheen een zeer veeleisend persoon ten opzichte van zijn leerlingen en medewerkers (en vooral zichzelf) te zijn geweest. Daarentegen was hij ook een zeer inspirerende persoon. Dat Beijerinck zijn hele leven heeft gewijd aan zijn wetenschap bewijst het feit dat hij na zijn emeritaat in 1921 doorging met zijn werk als onderzoeker. In 1927 deed hij nog belangrijk onderzoek op plantfysiologisch gebied.
Beijerinck mag gezien worden als een der belangrijkste pioniers op het gebied van de moderne microbiologie en op het gebied van bestrijding van virusziekten. Op 1 januari 1931 nam Beijerinck afscheid van het aardse bestaan. Hij stierf in zijn woonplaats Gorssel,een plaatsje tussen Deventer en Zutphen.
Bronnen inhoud en foto's o.m. Wikipedia