De stralen hellen de kruinen langs...
De nachtegaal houdt zich stil van zingen
Tot de hof verlucht staat van haar glans.
P.C. Boutens (1870-1943)in ‘Liederen van Isoude’ (1921)
Binnenkort bloeit de seringenboom weer. Ik kan mij er nu al op verheugen. Ik associeer hem met het voorjaar. Gelukkig is hij op allerlei plaatsen aangeplant, bijvoorbeeld in het openbaar groen in de Verdamstraat voor de huizen 8-14. Daar staat een aantal prachtige seringenbomen (Syringa spp.) die lila bloempluimen vormen. Ik weet niet welk type sering in de Verdamstraat groeit en noem hem daarom Syringa spp.
Bloempluimen en geur
In Leiden woonde ik een aantal jaren in de Seringenstraat, in de Tuinstadwijk. Ik zeg altijd dat in een straat met de naam van een boom deze ook te vinden moet zijn. Gelukkig staat daar de sering in een aantal voortuinen en ook in het openbaar groen. Toen ik daar woonde was mijn achtertuin (ik had geen voortuin) te klein voor een seringenboom. Ik verhuisde naar de Meijerskade en kwam te wonen in een huis met een grote tuin. Snel heb ik daar een seringenboom aangeplant.
Kan men het meeste genieten van de bloemen of van de geur als de sering bloeit? De plant wordt erg gewaardeerd om zijn bloem die in sterk vertakte pluimen zit, waardoor er vaak meer dan één pluim tegelijkertijd bloeit. Als ik die geur van verre opsnuif, herken ik hem en weet ik dat er een exemplaar in de buurt staat. Altijd kijk ik dan waar hij groeit. Helaas is de seringenboom in mijn voortuin het afgelopen najaar fors gesnoeid maar gelukkig heb ik er nog één in de achtertuin.
Als de seringen bloeien is de Seringenberg in de Horsten tussen Voorschoten en Wassenaar de ‘lekkerste’ berg van de hele wereld! Die berg hebben we aan Prins Frederik, de broer van koning Willem III, te danken. Hij kocht het landgoed De Horsten in Wassenaar in 1816 en gaf opdracht tot het opwerpen van een 20 meter hoge heuvel, die beplant werd met seringen. In het paviljoen boven op de berg heeft koningin Wilhelmina ooit geschilderd. Het is nu een uitkijkpost, waar je in het voorjaar een prachtig uitzicht hebt over de ‘bloeiende berg’ en de omgeving.
Herkomst en verwanten
De geschiedenis van de sering gaat terug tot 1548. De Franse natuuronderzoeker Pierre Belon (1517–1564) ontdekte deze plant in Turkse tuinen in Constantinopel. De Vlaming Ogier Gisleen van Busbeke (ca 1522- 1592) beschreef de plantengroei van Klein-Azië. Hij reisde veel en heeft mogelijk rond 1562 de sering in Italië ingevoerd. Als gezant van de Duitse Keizer bracht hij de plant ook naar Boheemen (J. Brosse, 2010, Larousse des Arbres). De meest algemene (redelijk raszuivere) soort seringenboom is Syringa vulgaris L. Oorspronkelijk was ‘sering’ de volksnaam van de plant op Kreta. De geslachtsnaam Syringa is een LatiniSering van sering. Vulgaris komt van het Latijnse woord vulgus wat algemeen betekent (C.A. Backer, 2000. Verklarend woordenboek van wetenschappelijke plantennamen). Het geslacht Syringa bevat ongeveer 30 soorten die in Azië en Zuidoost-Europa groeien. In West-Europa zijn diverse soorten seringen ingevoerd. Daar is veel mee gekweekt. Nu zijn er ca. 500 cultivars (J. Brosse, 2010, Larousse des Arbres). Vaak is niet te zeggen met welke soort we te maken hebben.
Ik heb al eerder in deze rubriek bij de vraag stilgestaan of we met een boom of een struik te maken hebben. De seringenboom wordt meestal ingedeeld bij de struiken. Gelukkig heeft deze boom of struik een naam met het woord ‘boom’ er in. Syringa vulgaris L. wordt 3 à 4 meter hoog. Soms groeit hij uit tot een boom van 7 tot 8 meter met slechts twee of drie stammen.
De seringenboom hoort thuis in de Olijffamilie, de Oleaceae. Daartoe behoren ook de gewone es (Fraxinus excelcior L), de winterjasmijn (Jasminum nudifl orim Lindl.), het Chinees klokje (Forsythiasoorten) en de wilde liguster (Ligustrum vulgare L.). Van deze soorten hoort alleen de gewone es hier van nature thuis. In de Olijffamilie zitten veel heerlijk geurende bomen en struiken. De woorden ‘De maan is al boven de seringen’ gelden als op een zwoele voorjaars- of zomeravond de sering, de jasmijn of de liguster bloeien en er buiten een overheerlijke geur hangt.
Dat bovengenoemde bomen en struiken tot de zelfde familie behoren, wordt ook herkend de rupsen van de uilvlinder (Craniophora ligustri ([D. &S.])) en de seringenmot (Gracillaria syringella Frabricius). Liguster, gewone es en sering zijn voedselplanten van deze rupsen. Nauw verwante planten bevatten soms dezelfde specifieke plantenstoff en die deze rupsen gebruiken om hun voedselplant goed te keuren. De rupsen van het seringenmotje leven in groepen bijeen, als ze klein zijn veroorzaken ze in het blad een blaasvormige bladmijn; later zitten ze in een omgeklapt stuk blad. Een sering heeft soms veel last van die rupsen.
Kweken van seringen
Sjoerd Kuyper (geb. 1952, schreef een kindergedichtje dat is opgenomen in G. Komrij ‘De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten’):
Ik leerde boom:
Een b, en dan twee
Rondjes. Zo oo.
Dan nog de m
En daar stond boom.
Dit gedichtje roept bij mij een jeugdherinnering op. Ik was nog jong, zo’n 6, 7 jaar oud, en kende al alle bomen rond mijn ouderlijk huis. Ik had nog geen idee met welke soorten ik te maken had. In de tuin van mijn ouders stond een struik van zo’n 50 cm hoogte. Mijn vader wilde dat als ‘onkruid’ verwijderen. Ik zei: “Nee, niet doen. Dat is een seringenboom”. De struik bleef dus staan. En toen ‘het meisje’ ca. 10 jaar oud was begon de plant te bloeien. Het was inderdaad een sering. Het kon ook niet anders want ik had zelf een scheut van die boom geplant. Een seringenboom vormt bij de wortel scheuten die vaak worden gebruikt voor de kweek van nieuwe bomen. Ik wist al heel vroeg dat scheuten met wortels kunnen uitgroeien tot nieuwe planten. Vraag mij niet wie mij dat had geleerd, ik wist het gewoon. Planten die zo worden gekweekt zien er net zo uit als de moederboom.
Plaag?
Een sering vormt doosvruchten met zaden. Na de bloei hangen ze lang in de boom. Als uit die zaden nieuwe planten ontstaan krijgen we exemplaren met andere kleuren dan de moederboom. In een stad zullen nieuwe exemplaren zelden op deze wijze opgroeien. Heel erg veel zaden worden daar niet gevormd en nog voor een kiemplant is uitgegroeid tot bloeiende plant is hij vaak al weggeschoff eld. Dit gebeurt wel in de vrije natuur, bijvoorbeeld in de duinen van Meijendel.
In de vrije natuur zou de sering zelfs de omringende vegetatie kunnen wegconcurreren (Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra. & T. Westra, 1995. Nederlandse Oecologische Flora deel 1 t/m 5. Uitgave IVN, Vara & KNNV). Maar er zijn diverse andere bomen die nog veel grotere problemen opleveren. Wat dat betreft zouden hier nog wel meer seringen mogen worden aangeplant, zoals ik dat als jong meisje ook deed.