Zou ik het breken , barsten, knallen horen
Waarmee de blaren uit hun schilden
Wie weet wat een schijnbeuk is? In lang niet alle boeken over bomen staat informatie over de schijnbeuk. Hij wordt wel in de dikke ‘Van Dale’ (veertiende herziene uitgave) vermeld: “een schijnbeuk is een meerstammige boom, die bij ons als heester voorkomt, met typerende vertakking, die vooral in de winter opvalt.” Deze omschrijving is zo gek nog niet. De schijnbeuk is een soort die relatief weinig wordt aangeplant. In onze wijk staan er slechts een paar. Ze groeien onder meer in de tuinen van de Burggravenlaan 46 en 38. Ook in de voortuin van Meijerskade 10 staat een mooi exemplaar (zie foto). In deze tuinen gaat het om de Arctische schijnbeuk, Nothofagus antartica (G. Forst.) Oersted).
Herkomst
De botanicus en natuuronderzoeker Joseph Banks (1743-1820) ging tussen 1768 en 1771 op expeditie met de ontdekkingsreiziger James Cook (1728- 1779). Deze expeditie voerde hen naar diverse continenten en had als doel om nog niet in kaart gebrachte gebieden in het zuiden van de Grote Oceaan te verkennen. Hij schreef over deze zuidelijke beuken (= schijnbeuken) in zijn reisverslag (J, Banks, 1769. The Endeavour Journal of Joseph Banks 1768-1771 (deel één).
Vertegenwoordigers van het geslacht Nothofagus groeien op alle zuidelijke continenten, behalve in Afrika. Lang geleden moeten er in Afrika ook uitgestrekte bossen van Nothofagussoorten zijn geweest. Nothofagussoorten hebben ook in Antartica gegroeid want daar zijn fossielen van vertegenwoordigers uit dit geslacht gevonden. Die zuidelijke verspreiding herinnert aan de periode dat die werelddelen nog met elkaar in contact stonden (tot ca. 160 miljoen jaar geleden) en het klimaat in die werelddelen nog anders was dan nu. Antartica was toen veel warmer dan tegenwoordig. (zie Colin Tudge, 2006. Het verborgen leven van bomen, Spectrum). De soort die in dit artikel speciale aandacht krijgt, Nothofagus antartica, hoort oorspronkelijk thuis in het zuiden van Zuid-Amerika, o.a. Vuurland. Deze soort is in 1840 voor het eerst ingevoerd in Engeland.
Schijnbeuk en beuk
Schijnbeuken uit het geslacht Nothofagus vertonen op het oog veel overeenkomst met de beuken uit het geslacht Fagus. De schijnbeuk vormt net als de beuk behaarde twijgen en bezit ook lenticellen. Een lenticel kan worden vergeleken met een huidmondje. Het is een kleine opening met een verdikte rand in de kurklaag (in de bast van bomen) van houtige planten. Via lenticellen vindt er gasuitwisseling plaats tussen de levende weefsels en de lucht en kunnen ook plaagorganismen een plant binnendringen (schimmels, insecten). De schijnbeuk vormt net als de beuk ook kantige noten; ze zijn erg klein. In een omhulsel zitten een aantal nootjes (2-7). De schijnbeuk werd jarenlang ingedeeld in de beukenfamilie, de Fagaceae. In werkelijkheid lijkt de schijnbeuk helemaal niet op de beuk. De ontwikkeling van de bolsters van beukennootjes verloopt anders dan die van de noten van de schijnbeuk. Ook recent genetisch onderzoek heeft uitgewezen dat de onderlinge verwantschap van de schijnbeuk en de beuk niet zo groot is. Daarom zijn de Nothofagus-soorten nu in een aparte, nog wel nauw verwante, familie geplaatst, de Nothofagaceae. De naam Nothofagus (vertaald betekent dat schijnbeuk) verwijst naar het feit dat men oorspronkelijk dacht dat de zuidelijke beuken echte beuken waren. Notho komt van het Griekse woord Nothos, onecht; fagus komt uit het Latijn en betekent beuk. De geslachtsnaam van beuken is Fagus.
Aanplant
Bij de aanleg van tuinen worden vaak willekeurig allerlei bomen aangeplant zonder dat men zich realiseert hoe groot zo’n boom kan worden. Na een aantal jaren later komt men vervolgens met een probleem te zitten. De boom wordt te groot en moet volgens de eigenaar (of buren) worden gekapt met alle ellende van dien (hoge kosten, kapvergunning aanvraag, protest tegen de kap enz.). Waarom wordt tijdens de aanleg van tuinen niet zorgvuldiger nagedacht over de keuze van de soort boom die wordt aangeplant. Waarom vraagt men zich niet af hoe groot een boom in korte of langere tijd kan worden, of hoeveel overlast een bepaalde soort kan geven (schaduw, afval van bladeren, hinderlijke vruchten enz.)? De schijnbeuk is een soort waar deze problemen zich niet vaak zullen voordoen. Het is een relatief kleine boom die uiterst geschikt is om te worden aangeplant in een tuin, zelfs in een kleine tuin. Hij wordt slechts ca. 6-8 meter hoog. In het land van herkomst kan deze soort overigens wel een hoogte van 25 meter bereiken.
De kroon is betrekkelijk open, en geeft daarom weinig schaduw. Ondanks deze voordelen is deze boom niet zo erg bekend en wordt hij daarom niet gekozen.
Wortel schieten
De Arctische schijnbeuk wordt in ons land soms als boom en soms als struik aangeplant. Het is een soort die vaak meerstammig is. Kwekers zorgen door hun snoeiactiviteiten er voor dat de jonge planten zich tot een boom met slechts één stam kan ontwikkelen maar de ontwikkeling kan ook beperkt worden tot die van een struik. Als de onderste takken van zo’n struik langdurig met de grond in aanraking komen gaan deze spontaan wortel schieten en ontstaat er een ‘schijnbeukcomplex’. Dat gedrag vertonen ook veel andere soorten bomen en heesters. In de Leidse Hortus Botanicus staat een echte Fagussoort, een treurbeuk, waarvan een tak ook langdurig met de grond in aanraking is geweest, en ook die tak heeft wortel geschoten.
Kenmerken
In het voorjaar, als de Arctische schijnbeuk uitbot, komen opvallend kleine gekartelde bladeren met mooie duidelijke nerven te voorschijn. Het uitbotten gaat in tegenstelling tot Morriën’s woorden “Zou ik het breken, barsten, knallen horen” niet met geluid gepaard. Er wordt dan wel een kruidige geur verspreid. Als de volgroeide bladeren worden gekneusd, ruiken ze naar kaneel. Er zijn meer dan 35 soorten schijnbeuken. Veel soorten blijven in de winter groen. Dat geldt niet voor de Arctische schijnbeuk. Daarvan worden de bladeren in de herfst goudgeel waarna ze afvallen. Gedurende het hele jaar door, maar vooral in de winter, is de ragfijne horizontale vertakking van de boom goed te zien. In het voorjaar bloeit de Arctische schijnbeuk onopvallend. Er worden zowel vrouwelijke als mannelijke bloemen gevormd; veel minder vrouwelijke dan mannelijke. Deze soort groeit snel en is daardoor kwetsbaar voor ruk- en valwinden. Het kan zomaar gebeuren, dat tijdens een stevige storm een takdeel los scheurt. Het is daarom verstandig deze soort op een beschutte plaats te poten. De schijnbeuk in de voortuin van Meijerskade 10 is ongeveer even oud als de berk in de tuin van nummer 14. Al is deze schijnbeuk een snelle groeier, tegen deze berk kan hij niet op. De Arctische schijnbeuk is een prachtige boom. Het is absoluut de moeite waard tijdens een wandeling door onze wijk eens een bezoek aan dit ‘boompje’ te brengen.