De Hollandse Iep behoort tot een groep bastaarden tussen de Gladde Iep en de Ruwe Iep. De meeste in Nederland voorkomende gekweekte Iepen- met name de laanbomen - behoren waarschijnlijk tot deze bastaard. Meer dan de helft van alle soorten Iepen groeien in China; in Europa horen maar vier soorten thuis.
Iepen, ook wel Olmen genoemd, worden ongeveer 35 meter hoog. De stam loopt tot hoog in de kroon door. De oorspronkelijke top van de jonge boom wordt een zijtak, terwijl een krachtige zijloot zich opricht en de hoofdas vormt. De boom bloeit omstreeks maart nog voor er bladeren zijn; vuurrode bloemen geven kleur aan de twijgen. De bloemen zijn overwegend zowel mannelijk als vrouwelijk. In de voorzomer vallen de vruchten, afgeplatte nootjes omgeven door een vleugel, als een regen van 'muntjes' af, terwijl uit de bladknoppen korte zijtakjes met bladeren groeien. De bladeren zijn veernervig en gezaagd, de beide helften zijn ongelijk. Iepen kan men herkennen aan het bezit van een scheve bladvoet. Op de plaats waar het blad aan de twijg vastzit loopt de ene helft van het blad verder door dan de andere.
De hoge bomen in de tuin van het Koninklijk Militair Invalidenhuis zijn belangrijk voor vogels. Ze vormen het bomendak van de buurt. Vogels, bijvoorbeeld Uilen, kunnen de bomen gebruiken als oriÎntatie- en uitkijkpunt. Uilen zullen echter de laatste jaren verjaagd worden door Kauwtjes die bomen, ook de Iepen, als gemeenschappelijke slaapbomen gebruiken. In de nazomer en de herfst vliegen tegen de avond grote groepen naar de bomen om daar te overnachten. Boven de bomen worden woeste speelvluchten gehouden. Dat is indrukwekkend om te zien. De grond onder de bomen wordt bezaaid met uitwerpselen. Onder zo'n boom lopen (of parkeren) is minder aangenaam. Een jongeren hangplek wordt in de regel door omwonenden matig gewaardeerd. Ongetwijfeld zullen velen ook deze Kauwenhangplek met weinig enthousiasme begroeten. Kauwtjes kunnen zo'n slaapplaats jarenlang gebruiken. Misschien kiezen ze ooit wel weer een andere hangplek uit.
Volwassen Iepen hebben een gegroefde voedselrijke schors. Iepeschors is zeer geschikt als veevoer en werd er vroeger ook veel voor gebruikt. Veel ander organismen zoals mossen, korstmossen en insecten leven op (en van!) de schors. Een bekend voorbeeld is de Iepespintkever, Scolytus scolytus, een verspreider van de Iepziekte.
Deze kever, een houtboorder, graaft gangen onder de bast. De dekschilden van de kever zijn aan de top uitgehold en worden als een schop gebruikt bij het verwijderen van afval uit de gangen. Het boren begint met kevers die een ingang door de schors vreten. Het vrouwtje doet gewoonlijk het werk, maar het mannetje helpt bij het verwijderen van het afval. Onder de schors zit in de boom de voedselrijke cambiumlaag. Als ze onder de schors zijn holt het mannetje in de cambiumlaag een bruidskamer uit waar de paring plaats vindt. Het vrouwtje (ÈÈn tot verscheidene per mannetje) begint dan een gang te graven vanuit de bruidskamer, waarbij ze vlak onder de schors blijft en ze legt eieren met tussenruimten langs de gang. Als de larven uit het ei komen graven ze een gang in een rechte hoek op de hoofdgang. Voor kenners worden zo heel herkenbare patronen gevormd. Als de larve volgroeid is gaat deze verpoppen onder de schors. Uit de pop komt na verloop van tijd een kever die een gang graaft naar de buitenwereld.
Als een boom last heeft van iepziekte zijn de gangen van de Iepespintkever besmet met een dodelijk schimmel dat zich via de gangen verspeid. Kevers uit een besmette boom kunnen andere gezonde Iepen met de ziekte infecteren. Een boom heeft houtvaten voor het transport van water en daarin opgeloste stoffen. De schimmel verstopt de houtvaten waardoor de boom zeer snel kan doodgaan. Overigens wordt de schimmel niet alleen door de kevers verspreid. Het kan bijvoorbeeld ook gebeuren doordat boomwortels met elkaar in contact komen.
In de 20ste eeuw dook de waarschijnlijk uit Oost-AziÎ afkomstige verwoestende iepziekte op. In 1918 werd de ziekte voor het eerst ontdekt in Noord-Brabant. Sindsdien is deze ziekte een grote plaag geworden voor de Iep. Tegenwoordig probeert men op allerlei manieren de iepziekte te bestrijden. Men probeert resistente rassen te kweken. Ook besmet men Iepen met de bacterie Pseudomonas syringae die de groei en ontwikkeling van de schimmel remt.
Iepziekte komt in de wijk helaas veel voor. Aan de Kanaalweg zijn vanwege die ziekte veel Iepen gekapt. Gelukkig hebben de Iepen in de tuin nog geen last van de iepziekte. Ze zouden een paar jaar geleden mogelijk worden gekapt omdat men andere plannen had met de tuin. Een plaatselijk referendum heeft de bomen gered. Laten we hopen dat ze ook gespaard blijven voor de Iepziekte zodat we in de toekomst kunnen zingen "De Uil zat in de Olmen bij 't vallen van de nacht".