leven bomen in commune
(Rolans Jooris, geb. 1936, in ëBomení)
Bewoners van onze wijk, hoeven helemaal niet, zoals Roland Jooris, naar verre bossen te reizen om bomen te zien die in een commune leven. In onze wijk staat er een langs de Burggravenlaan, ter hoogte van de Gijselaarstraat. Het is een commune van grove dennen. En verderop, dichtbij de Kernstraat, bevindt zich de tweede. Wijkgenoot en oud-wethouder Cees Waal vertelde mij dat deze dennen zijn aangeplant omstreeks 1975 ter gelegenheid van de herinrichting van de Burggravenlaan.
De grove den wordt ook wel pijnboom genoemd. De officiÎle soortnaam is Pinus sylvestris L. De naam Pinus zou zijn afgeleid van vlot. Vroeger werd deze boom voor het maken van vlotten gebruikt. Sylvestris betekent bos. Waarom het woord ìgroveî aan ìdenî is toegevoegd weet ik niet.
De grove den in Nederland
Van alle dennen is de grove den vermoedelijk de enige inheemse soort. Samen met de venijnboom (Taxus baccata, L.) en de Jeneverbes (Juniperus communis L.) behoort hij tot de weinige inheemse naaldbomen die in Nederland thuishoren. Hoewel, of de den echt hier thuishoort valt te betwijfelen. Na de ijstijden, zoín 9.500 jaar v. Chr., verscheen de grove den als eerste langlevende boom in Noordwest-Europa. In Oost Nederland kreeg de den de overhand, in het zuiden niet. In latere jaren moest hij concurreren met loofbomen en kon toen alleen daar groeien waar loofbomen ontbraken. Het is zelfs niet uitgesloten dat de den uit ons land verdween en later weer is ingevoerd. Het oudste in 1515 aangeplante dennenbos in ons land is het Mastbos bij Breda. Als gevolg van uitputting van de grond door intensieve beweiding en akkerbouw zijn er in Nederland zandverstuivingen ontstaan, bijvoorbeeld op de Veluwe. Op die zandverstuivingen voelt de den zich thuis. Daar verwildert de boom (zie de Nederlandse Oecologische Flora door Weeda et al., 1995). In de 19de eeuw is deze boom heel veel op arme zandgronden aangeplant.
Bevruchting, kieming, ontwikkeling
De den kan 500 jaar oud worden en 36 meter hoog. Hij heeft een penwortel die op droge grond meters diep de grond in kan gaan. Aan de top van jong loten worden enkele vrouwelijke kegels gevormd met daaronder een grote groep mannelijke. Als de mannetjes hun stuifmeel hebben afgegeven vallen ze af. Nadat het stuifmeel de jonge vrouwelijke kegels heeft bereikt, duurt het meer dan een jaar voor de bevruchting plaats vindt. Inmiddels groeit de kegel. Pas na twee jaar rijpen de zaden. Op een zonnige lentedag kan men het opengaan van de kegel horen door een tikkend geluid. Dan komen de zaden vrij. De wind zorgt er dan voor dat de zaden met hun vleugels kunnen wegvliegen. Dat gebeurt ook in onze wijk en ze kiemen hier ook. Zelf heb ik kiemplanten van de grove den in mijn tuin gevonden. Het ëgrove dennenbosí dichtbij de Kernstraat heeft zichzelf verjongd. Dankzij het feit dat het openbaar groen niet altijd even goed wordt onderhouden heeft een aantal kiemplanten kans gezien op te groeien. In de loop der jaren zijn enkele kiemplanten al aardig hoog geworden, het zijn nu bijna ëechte bomení. Als je kiemplanten ontdekt zie je dat de jonge ëboompjesí al naalden hebben. De bladeren, de naalden, van de grove den staan in bundels van twee; dat is een kenmerk. Kiemplanten hebben de naalden nog afzonderlijk op de prille stammetjes. Als die boompjes zoín 2 à 3 jaar oud zijn staan ze in bundels.
Verhalen en religieuze feesten
In de oudheid verstond men onder de pijnboom de den, de spar en de zilverspar. In oude literatuur is het vaak onmogelijk te achterhalen welke soort precies wordt bedoeld met pijnboom. Ook nu zijn er nog problemen met de naamgeving. Het Engelse fir wordt bijvoorbeeld vaak vertaald met zilverspar, spar of den. De drie boomsoorten spelen een hele belangrijke rol in rituelen, mythologie, devotie, magie en volksgeloof. Pijnbomen werden door de Germanen als heilige bomen gezien. Het Germaanse midwinterfeest dat na de zonnewende (21 december) werd gevierd, werd na de kerstening vervangen door kerst. De Germanen gebruikten al dennen en sparren voor hun feest en deze traditie is later gewoon overgenomen. De kerstboomcultus komt uit Duitsland. In de Elzas werden er rond 1521 bomen (dennen en sparren) gehakt voor dit feest. Benamingen als kerstboom en Christusboom stammen echter pas van het eind van de 18de eeuw.
Geredde bomen
Twee jaar geleden werd het groepje dennen ter hoogte van de Gijselaarstraat in hun voortbestaan bedreigd. Er moest onderhoud worden gepleegd aan het groen. Dat werd ërenovatieí genoemd. De gemeente wilde de dennen kappen. Ik heb daartegen geprotesteerd maar mijn protest werd door de gemeente afgewezen. Toen de ërenovatieí achter de rug was werd door de gemeente meegedeeld dat de dennen konden blijven staan. Wie heeft er dan gewonnen?
Of de dennen het moeilijk hebben op die middenberm? Vast wel. De uitlaatgassen van autoís zullen de bomen geen goed doen. Ze hebben voor mijn gevoel een betere plaats om op te groeien dan de lindes die daar langs de trottoirs staan. Voor beide soorten bomen gelden de volgende dichtregels van Rolans Jooris:
Doch meestal
staan hier bomen
met hun wortels in hun
onteigende grond
langs het beton
van een weglijn