|
Erica van der Kamp en Rozemarijn Kalis
Steppentrein en hinkelbaan
Door Gesineke Veerman
Gesineke Veerman in gesprek met: Erica van der Kamp, gepensioneerd bibliothecaresse van Bibliotheek Rotterdam en Rozemarijn Kalis, oprichter van de Leidse Koorschool.
Rozemarijn Kalis, moeder van Hilde (3), Aletta (1) en Nora (1), ontmoette haar overbuurvrouw Erica van der Kamp (68) toen ze bij haar een pakketje kwam ophalen. “In de vensterbank zag ik een kaart staan met 'gefeliciteerd met uw 100ste verjaardag’. Tjonge!” Nadat Rozemarijn had gezien dat een ambulance voor kwam rijden, kwamen ze voor het eerst aan de praat. “Die kwam voor mijn moeder,” vertelt Erica, “ze is bijna 103 geworden.” Ze wonen in het laatste stukje van de Van der Waalsstraat, aan de kant van de Melchior Treublaan. Erica kwam er in 1952 met haar ouders wonen. “Fascinerend”, vindt Rozemarijn. “Ik ben van '81.” Erica: “Dat vind ik toch zo raar hè, toen was ik al lang en breed aan het werk. Altijd heb ik me jong gevoeld, 'later ben ik groot', dacht ik altijd. Zo gek, ik ben oud genoeg om je moeder te zijn.” Met de tweeling heeft Rozemarijn sowieso snel aanspraak in de buurt. “Mensen spreken me aan en zeggen dan bemoedigend 'het wordt echt makkelijker'. Dat blijken dan zelf ook ouders van een tweeling te zijn. Alleen in dit stukje van de straat wonen al drie tweelingen, en even verderop nog twee. Dit deel van de straat is eigenlijk een apart straatje”, vindt ze. “De mensen aan de andere kant van de De Sitterlaan spreek je eigenlijk niet”. “Dat was vroeger anders”, zegt Erica. “Op de hoek had je Van Schie, een kruidenier en melkhandel waar je elkaar ontmoette.”
Zelfgemaakt Erika laat de trouwfoto van haar ouders zien uit 1936. Haar moeder draagt zo te zien een groot boeket van anjers in de vorm van een waterval. “Moeder heeft een zelfgemaakte blauwe jurk aan”, vertelt Erica. “Ook haar hoed heeft ze zelf gemaakt. Het is duidelijk dat ze de kunst van het handwerken aan haar dochters heeft doorgegeven. Aan de muur hangt fijn borduurwerk in klein en groot formaat. “We deden van alles. Ook veel tekenen.” Rozemarijn, professioneel musicus, vertelt dat ze altijd heeft gevonden dat ze niet kon tekenen. “Tot ik onlangs in een cursus rond de didactiek van het werken met peuters en kleuters ontdekte dat ik het wel kan. Het ging erom dat we ons werk moesten bekijken zonder meteen een oordeel te vellen. Daardoor werd het heel leuk om te doen.”
Op straat spelen Erica pakt haar fotoalbum erbij. Haar ouders begonnen in de Van 't Hoffstraat, vanaf de bouw. “Als ik langs mijn geboortehuis loop, kijk ik toch altijd even. Mijn zus en broer konden zich herinneren dat ze in het laatste huis van de wijk woonden. Ernaast begon braakliggend terrein waarop ze speelden.” Op de foto's staan een rijtje buurkinderen tegen een tuinmuurtje geleund. De jongetjes in korte broekjes met bandjes over de schouders tegen het afzakken. “Het zou best kunnen dat een van die jongetjes de vader van Ed Nozeman is”, zegt Erica. Een jongen uit een groot slagersgezin met zeven kinderen. Rozemarijn: “Wat hebben we nu veel ruimte.” Erica: “Ik denk er wel eens aan, hè? Aan hoe dat allemaal paste vroeger.” Rozemarijn: “Ergens is er weinig veranderd. De kinderen spelen nog steeds op straat. Mijn dochtertje dit jaar voor het eerst, na het straatfeest. De hele zomer belden buurkinderen aan: “Komt Hilde buiten spelen?” Erica ziet nog steeds vriendinnetjes van vroeger die in de wijk zijn blijven wonen. Ze beschrijft ze aan Rozemarijn. “Marieke, Liesbeth en Lida, weet je wel? We kaatsten met een grote bal tegen de muur. Dan moest je over de bal heen springen. Degene die achter je stond moest hem vangen en zelf sloot je achter aan. De jongens deden een soort landjepik, maar hoe, dat ging weet ik niet meer. En we gingen bokspringen.” Rozemarijn: “Oh ja, en dan goed je kop inhouden.” Erica: “En springtouwen. Soms met een hele lange sliert meisjes van de Melchior Treublaan. Lida was er ook bij. Een zus van Marieke, op de hoek.” Rozemarijn: “Wat de kinderen deze zomer in de straat deden was ook zo creatief. Ze reden met stepjes als een treintje over de stoep, van hoog naar laag. De kleinste reed er met een driewieler achteraan. En vanuit mijn werkkamer zie ik de hoofdjes omhoog komen van de kinderen op de trampoline.”
Snoepblik Nu Erica na acht jaar mantelzorg haar handen weer vrij heeft wil ze het huis graag opnieuw inrichten. Een mix van nostalgisch en nieuw moet het worden. Wat in ieder geval blijft: het snoepblik van haar suikertante. Een vierkant blik met een versleten deksel. “Ze woonde op de Garenmarkt. Als ik daar dan kwam met een vriendinnetje zei ze ‘Joh, ik zal je een lekkere boterham meegeven’. Ze besmeerde die rijkelijk met een dikke laag boter en suiker. Thuis schraapte mijn moeder de meeste suiker er weer af.” “Nu geeft Erica de chocolaatjes aan mijn dochter”, gniffelt Rozemarijn.
Pedagogische inzichten Erica bladert verder in haar fotoalbum. “Kijk eens een foto van mijn kleuterschool. Die was toen gevestigd in het voormalige Joodse Weeshuis aan de Roodenburgerstraat.” Het weeshuis staat bekend om zijn vooruitstrevende pedagogische inzichten. De kinderen hadden er gekleurde speelgoedkastjes, hoefden geen uniform te dragen, en het werd ’s avonds gezellig gemaakt met spelletjes en muziek. “Dat was wel anders in het Weeshuis waar ik nu de kinderen van de Leidse Koorschool les geef”, reageert Rozemarijn. “Daar moesten de kinderen die zich goed gedragen hadden in de Regentenkamer komen. Ze kregen dan een dubbeltje dat ze onderaan de trap meteen in de collectebus van de diaconie moesten deponeren.” We komen bij foto's van de lagere school. Eerst de Finse school aan de Lorentzkade en na twee jaar in een nieuw gebouw in de Du Rieustraat. Tussen de Lorentzschool en de flats op de Burggravenlaan was een braakliggend terrein. Je kon er heerlijk spelen in bergjes zand, tussen het onkruid en de brandnetels. “We hadden er voor het eerst losse tafeltjes en stoeltjes”, zie je. Niet meer in de schoolbanken. Heel modern in die tijd.” “En we gingen naar Valkenburg op vakantie.” “Wij ook.”
Wildernisspeeltuin Rozemarijn: “Helaas kijken we nu tegen de groene kolos aan de overkant van het spoor aan.” Erica: “In mijn jeugd had je de Lammenschansweg nog niet zo. De Melchior Treublaan liep door over de Kamerling Onneslaan, zo heette de weg toen. In het midden reed de blauwe tram. En de spoorbaan liep nog op straatniveau. Die twee kruisten elkaar dus. Ik weet nog wel dat tussen de spoorlijn en de tram een zanderig terreintje lag met een slootje ervoor. Daar sprongen we overheen en gingen er dan spelen. Heel spannend.” “Daar creëren we nu speciale wildernis speeltuinen voor”, lacht Rozemarijn.
Paardendrollen Erica haalt een boekje met oude ansichten tevoorschijn. “Ik herinner me ook nog het Philosophenpad dat langs de Lorentzhof liep. “Thans is dit romantische pad opgenomen in de uitvalsweg de Lammenschansweg – waar nu het verkeer raast”, vermeldt het bijschrift. Voor de deur van Erica's huis staat een rijtje groene afvalcontainers, tussen de geparkeerde auto's. In de achtertuin staat nog een zinken vuilnisemmer. 'Vroeger zetten we die aan de weg. Die werden dan aan de achterkant van de vuilniswagen geleegd. Twee keer per week, 'benger de benger de beng'. Ook kwam de schillenboer langs, en de voddenboer. Er lagen paardendrollen in de straat van het paard van de groenteman die met zijn kar kwam. Goed voor de musjes!” Rozemarijn: “Deden jullie ook aan muziek, vroeger?” Erica: “Wij speelden gewoon op straat. Hinkelbaantje maken. Met een stukje baksteen en krijt. Wacht, ik teken het even. Je gooit eerst je steentje in een vak. Dat vak moet je overslaan. Dan de eerste tien vakken met 1 been, van 11 tot 16 zijwaarts en vervolgens met twee enorme sprongen, 17 linkerbeen en 18 met het rechterbeen en dan met beide benen eindigen op 19. Alles gedaan? Dan steentje in het volgende vak gooien.” Rozemarijn: “Het is een huis!” Erica: “Jazeker. Over de hele breedte van de straat, van stoep tot stoep.” Rozemarijn: “Geweldig. Dat gaan we echt doen op het volgende straatfeest!”
|