|
De Apetreiter: een boom die zijn naam eer aandoet
door Rinny Kooi
Dat op zijn stam onze hand zich soms neervlijt in een groet
(Marc Tritmans)
Toen Tritmans in het gedicht Afgunst bovengenoemde regel schreef had hij vast en zeker niet de Apetreiter voor ogen. Bekijk de stam van de Apetreiter in de tuin van de Tiboel Siegenbeekstraat 17 eens. Wat gebeurt er als u uw arm tegen de stam houdt of op een tak legt? De boom is super stekelig!!! De stam en de takken zijn met veel stekels bedekt. (zie figuur). Zelfs apen zijn niet in staat in deze boom te klimmen. Dat zouden zij eigenlijk wel graag doen om de eetbare zaden, die hoog in de boom gevormd worden, te plukken en op te peuzelen. Maar ze zullen het wel laten!
De Apetreiter, Araucaria araucana (Molina) K. Koch, heeft nog meer Nederlandse namen, zoals Apenboom, Apenschrik, Slangenden en Kandelaarden. De namen Apetreiter en Apenschrik spreken voor zich maar geldt dat ook voor Apenboom en Slangenden? Evenals dat voor apen geldt zullen slangen niet graag deze boom aanraken of er in klimmen. De zaden die eruit vallen en op de grond terecht komen zijn voor apen goed eetbaar. Dat verklaart de naam: de boom is aan de ene kant een treiteraar maar aan de andere kant een welkome voedselbron. Dat de naam Slangenden aan de boom is gegeven heeft een andere reden: de takken zouden op slangen lijken. Maar anderen zeggen dat ze aan kandelaars doen denken, vandaar ook de naam Kandelaarden.
Het woord Araucaria komt van de Arauncana Indianen in Zuid-Argentinië en Chili, het gebied waar de Apetreiter thuis hoort. Bossen, die uit deze bomen bestaan, zijn indrukwekkend mooi. De Araucanaís aten de zaden van deze boom.
De Apetreiter behoort tot de Araucariaceae. Dat is een primitieve oude plantenfamilie die al uit het Trias (213-248 miljoen jaar geleden) dateert, en toen ook op het noordelijk halfrond werd aangetroffen. Er is nu nog een beperkt aantal soorten uit die familie over die alleen voorkomen op het zuidelijk halfrond (Zuidoost-Azië, Nieuw-Zeeland, Australië en Zuid Amerika).
De Apetreiter is sinds het midden van de 17e eeuw in Europa bekend doordat de Spaanse natuuronderzoeker Don Fransisco Dendariarena in opdracht van zijn regering naar Zuid-Amerika afgereisd was om goed bruikbaar hout te zoeken, o.a. voor de scheepsbouw. In 1660 is de boom
in Nederland ingevoerd.
Volgens Raymond van der Ham van het Nationaal Herbarium Nederland bestaan er twee groeivormen van de Apetreiter, een slanke en een compacte. Ze worden in de literatuur echter niet apart beschreven. De compacte vorm wordt in het algemeen het mooiste gevonden. De boom in de Tiboel Siegenbeekstraat lijkt het meest op de compacte vorm.
De boom is tweehuizig. Zowel de vrouwelijke als mannelijke bloeiwijzen (kegels, zie figuur) worden hoog in de boom gevormd. De mannelijke kegels worden 7-15 cm lang en 5 cm breed, de vrouwelijke 10-18 cm en 8-15 cm breed. De pollenkorrels van de mannelijke bloemen worden door de wind naar de vrouwelijke gebracht. Het duurt na de bevruchting 2-3 jaar voor de zaden rijp zijn. Alleen oudere bomen vormen kegels. De boom aan de Tiboel Siegenbeekstraat is daarvoor nog te
jong. In het boek Nederlandse Dendrologie, geschreven door B.K. Boom (herzien door J. de Koning en anderen) staat: normaal tweehuizig, op hoge leeftijd kan de boom Èènhuizig worden. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen komen echter niet op dezelfde tak voor.
De boom kan in ons land volgens de literatuur- hooguit ongeveer 100 jaar worden. Ik vermoed dat die leeftijd te maken heeft met het beheer van die boom. In het gebied waar de boom van nature voorkomt kan hij ouder worden dan duizend jaar. In Zuidwest Argentinië wordt hij ruim 30-50 m hoog. De breedte is dan ongeveer vier tot vijf meter. In Argentinië zijn versteende resten van de oude Araucariaís gevonden met een stamdiameter van 3 meter. Ik weet niet of het in dit geval
dezelfde Araucaria-soort betreft als die in onze buurt.
De takinplant van de boom is mooi en regelmatig langs de kaarsrechte stam. Oudere takken hangen naar beneden, terwijl de takken in de kroon schuin omhoog staan. De naalden (= bladen) hebben een schubvorm. Ze zijn stijf, grijsgroen tot donkergroen en hebben een buitengewoon scherpe punt. De leerachtige schubvormige naalden overlappen elkaar grotendeels en staan in kransen rondom de tak (zie figuur).
In de 19e eeuw was deze boom in ons land in de mode en werd vaak aangeplant. Nu is de boom ook weer populair. In onze buurt woont kennelijk een aantal liefhebbers want er groeien minstens zeven exemplaren in particuliere tuinen. Enkele zijn ongeveer een meter hoog (dus recent aangeplant); andere zijn al een aantal meters hoog, o.a. de boom in de Tiboel Siegenbeekstraat.
De boom is winterhard. Uit het genus Araucaria is de Apetreiter de enige soort die bestand is tegen onze winters. Familieleden van de Apetreiter kunnen niet goed tegen ons klimaat. Maar binnenshuis kan wel een verwant (ook een lid van het genus Araucaria) worden aangetroffen, namelijk Araucaria heterophylla, de kamerden (zie figuur). Net als de slangenden is ook dit een modeplant. Een paar jaar geleden was hij vaak bij de bloemist te koop. Ik denk dat er toen binnen in de woningen in onze wijk veel meer kamerdennen te vinden waren dan de zeven slangendennen die nu buiten staan. De kamerden is veel minder stekelig en daarom ook hanteerbaarder.
Er zijn mensen die van de Apetreiter houden; er zijn er ook die hem het liefste zouden omhakken. In het algemeen staat er in onze wijk - door de persoonlijke voorkeur van de bewoners een groot aantal soorten bomen uit heel verschillende plantenfamilies. Om die reden zouden we onze buurt voor zover het particuliere tuinen betreft als het ware een arboretum kunnen noemen, een bomenverzameling. De Apetreiter hoort absoluut in zo’n verzameling thuis. Als je je in deze boom verdiept merk je dat je hem hoe langer hoe boeiender gaat vinden. Het zou daarom heel leuk zijn als er in de verre toekomst ook kegelvormende exemplaren in onze wijk te zien zullen zijn. Laten we het hopen!!
|