|
Algerijnse Zilverspar
Over een bijzondere, Algerijnse zilverspar, en dat in onze wijk!
enkel een boom zijn een boom van grond tot hemel een boom zijn en staan
Johan Christiaan van Schagen
Om een bijzondere boom te zien hoef je niet een verre reis te maken. En ook niet naar een andere stad of dorp te reizen. In onze wijk is er één te vinden. De Algerijnse zilverspar in de voortuin van de Uhlenbeckade 1 is zo’n exemplaar.
Regelmatig keek ik naar deze zilverspar en hij stond al heel wat jaren op de lijst van de te bespreken bomen voor de wijkkrant. Dat werd steeds uitgesteld omdat ik de soortnaam niet wist, en hem ook nog moest tekenen. Tegen dat laatste zag ik een beetje op want het is geen gemakkelijke boom om af te beelden. Eind augustus verzamelde ik tekenmateriaal en ging aan het determineren. Dat laatste was niet eenvoudig. Ik dacht dat ik de correcte soortnaam had gevonden en liet mijn determinatie controleren door een collega van het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis, afdeling Herbarium. De dag dat ik bij hem langs ging was daar Aljos Farjon op bezoek, medewerker van het herbarium van de Royal Botanic Gardens, Kew, in Londen. Ik had geluk want Farjon is bij uitstek een deskundige op het gebied van de naaktzadigen, de plantengroep waarin de naaldbomen thuishoren. Mijn determinatie was bijna goed. Deze zilverspar was Abies numidica glauca, een heel bijzondere soort.
Farjon heeft over deze boom gepubliceerd en vertelde mij bijzonderheden over deze soort die zeer bedreigd is in zijn voortbestaan. Hij komt van nature in een beperkt gebied voor, nl. in de streek de Kabylie range, een onderdeel van het Atlasgebergte, in Algerije. Die streek behoorde vroeger tot het koninkrijk Numidië. Daar zijn twee bergen, de Babor (met 2004 meter de op één na hoogste berg van het Atlasgebergte) en de Tabaror, met de enige natuurlijke vindplaats van A. numidica. De bomen groeien daar verspreid op een hoogte van 1800-2000 meter Wikipedia). Tijdens een recente expeditie is slechts één boom gevonden! Zou dat de laatste zijn?
Omdat er nog nauwelijks bomen over zijn loopt A. numidica volgens Frajon een grote kans uit te sterven als daar een grote bosbrand uitbreekt. De neerslag, veelal sneeuw, is daar jaarlijks 1,500–2,000 mm. De zomers zijn warm en droog (Wikipedia). Het is daarom niet verwonderlijk dat deze zilverspar goed tegen droogte kan.
Uit Algerije naar Leiden
Honderdvijftig jaar geleden, in 1861, ontdekte ‘le capitaîne de Guilleil’ (J.Brosse, 2010, Larousse des Arbres) deze zilverspar en voerde hem in Frankrijk in. Deze boom is nu in Frankrijk in diverse botanische tuinen te vinden, o.m. in de arboretums Chêvreloup bij Versailles en Les Barres bij Orléans. Toen ik Farjon de jonge twijgen van A. numidica liet zien verbaasde het hem dat hij in een voortuin in Leiden groeide. Farjon wilde graag weten hoe deze boom hier is gekomen. De eigenaresse van de boom vertelde mij dat hij ca. 30 jaar geleden door haar moeder als dure potplant is gekocht in een tuincentrum. Vermoedelijk zag zij toen de kegels van die plant en wilde hem daarom hebben. Dat tuincentrum heeft hem mogelijk via de groothandel ingekocht. Een zelfde zilverspar is volgens Arie Lautenbach, betrokken bij het arboretum Ter Borgh bij Anlo, in 1992 bij hen aangeplant. Die boom is waarschijnlijk in Duitsland gekocht.
Overigens is A. numidica tegenwoordig in enkele tuincentra te koop maar ik vermoed dat er in ons land nog niet veel hoge Algerijnse zilversparren groeien. In 1866 is de wetenschappelijke naam van deze zilverspar (Abies numidica de Lannoy ex Carrière, 1866) vastgelegd. Carrière heeft de soort beschreven, en in 1866 heeft de Lannoy erover gepubliceerd in ‘Revue Horticole 37’. De geslachtnaam Abies van de zilverspar is de vertaling van het Latijnse woord voor spar of den (Backer, C.A., 2000. Verklarend woordenboek van wetenschappelijke plantennamen, Veen, Amsterdam). Numidica wijst op Numidië, de streek in het huidige Algerije. In Leiden groeit de blauwe, de glauca, variant. In 2001 in de wijkkrant nr. 20 heb ik geschreven over een andere boom uit het Atlasgebergte met een blauwe kleur, de atlasceder (Cedrus libani A. Rich. subsp. atlantica (Endl. variant glauca)).
Kegels en verlaten centrale assen Een Algerijnse zilverspar kan ca 15 meter hoog worden. Het is een boom die houdt van een kalkrijke bodem. Uit waarnemingen van kwekers blijkt dat de boom na aanplant wat tijd nodig heeft om zich goed te kunnen vestigen. Ook de zilverspar aan de Uhlenbeckkade groeide de eerste vijftien jaar nauwelijks. De laatste jaren schiet hij omhoog en vormt volop kegels. Een zilverspar is eenhuizig. De mannelijke bloeiwijzen, katjes, zitten aan de onderzijde van twijgen, die een jaar eerder zijn gevormd. Ze vallen nauwelijks op. In augustus komt het stuifmeel vrij. Daarna vallen de mannetjes af. De kegels van een zilverspar, vrouwelijke bloeiwijzen, staan vaak hoog in de boom op een twijg. Een kegel bestaat uit 150-200 dekschubben waartussen per dekschuld twee gevleugelde zaden zitten. Die dekschubben zitten vast aan een centrale as. Eind augustus beginnen de kegels te rijpen. Er komt dan kleverige hars naar buiten die de kegels beschermt tegen insectenvraat. De zaden zijn dan snel rijp, de dekschubben laten los en de kegels beginnen uiteen te vallen. De dekschilden vallen op de grond en de zaden worden door de wind verspreid. In november zijn er veel verlaten centrale assen op twijgen te zien. Ook die assen vallen na verloop van tijd af. Als overigens twijgen worden afgeknipt komt er ook kleverige hars naar buiten. De relatief platte naalden zijn 1,5-2,5 cm lang, 2-3 mm breed en 1 mm dik; ze zijn blauwig/groen, ze hebben twee rijen huidmondjes aan de onderzijde. Ook aan de bovenzijde, bij de punt, zitten enkele huidmondjes. Op grond van die laatste huidmondjes kon Farjon vaststellendat ik hem Abies numidica liet zien! Ik had hem onmogelijk zelf goed kunnen determineren omdat ik dat kenmerk niet kende. Het is echt een bijzondere boom, een boom waaraan Schagen een gedicht als hierboven geciteerd zou hebben kunnen opdragen!
Arboretum Professoren- en Burgemeesterswijk Rindert Kromhout laat in ‘Soldaten huilen niet’ (Uitgeverij Leopold, 2010 p. 258-259) een dominee zeggen: “Maar als je eiken plant in een boomgaard waarin alleen maar appelbomen stonden, is die boomgaard niet meer dezelfde als eerst”, waarop een moeder antwoordt ’Hij wordt er minder saai door”. Dat geldt ook voor de aanplant van de bomen in onze wijk. De afwisseling aan soorten en hun verscheidenheid maken van onze wijk, mede door de inzet van de bewoners, a.h.w. een bomentuin: Arboretum Professoren- en Burgemeesterswijk. Ik heb nog lang niet alle soorten besproken, er zijn er zoveel!
In dierentuinen en plantentuinen, zoals hortussen en arboretums zijn bedreigde soorten dieren en planten te vinden. Hun taak is het om zeldzame soorten te bewaren. Dat ook bomen in stadstuinen die functie kunnen hebben zal de meeste mensen ontgaan. Deze Algerijnse zilverspar heeft een onschatbare waarde! Ik heb hem aangemeld voor de lijst van te beschermen bomen in Leiden. En mocht iemand rond de kerst uitgekeken zijn de verlichte kerstspar, dan raad ik aan een wandeling te maken lang deze zilverspar. Ik raak er niet op uitgekeken!
|