Professor Jacobus Johannes Hartman, hoogleraar Latijnse taal- en letterkunde Door Hans Elstgeest
De snelheid van het bestaan. We maken tegenwoordig enorme stappen voorwaarts, vooral op technologisch gebied. En ook in de wetenschap. Vroeger was dat ook wel zo, maar niet in dat moordende tempo van nu. Er waren ruim een eeuw geleden wetenschappers die in de vaart der volkeren hun methodes en onderzoeken steeds sneller verfijnden om ‘conculega’s’ voor te zijn. Maar er waren er ook die geen afscheid konden of wilde nemen van hun geliefde wetenschap zoals die tot dan toe werd beoefend.... Jacobus Johannes Hartman is één van hen. Hartman wordt op 14 februari 1851 te Blankenham (Overijssel) geboren en geeft zijn leven aan het Grieks en Latijn. In zijn tijd als hoogleraar, rond de eeuwwisseling, was het Latijn in de wetenschap zo goed als verdrongen door moderner talen als het Frans en daarna vooral Engels. Tot dan werden wetenschappelijke verhandelingen, proefschriften en boekwerken in het Latijn gepubliceerd, werden voordrachten en oraties in het Latijn gesproken en examens in het Latijn afgenomen. Hartman heeft er de grootste moeite mee dat ‘zijn’ taal dreigt te verdwijnen. Het is zijn levenswerk om Grieks en vooral Latijn te behouden voor de wetenschap. Overigens is het zo dat in de geneeskunde en plantkunde nog steeds gebruik wordt gemaakt van het Latijn bijv. bij de benaming van plant- en diersoorten.
Niet-autoritair Na Blankenham in 1862 te hebben verlaten woont de familie een aantal jaren in Amsterdam waar Hartman zich in 1868 laat inschrijven aan het zogehete Athanaeum Illustre, de voorloper van de Amsterdamse Universiteit. Een jaar later vertrekt het gezin uit de hoofdstad en nestelt zich in Leiden. De studie wordt voortgezet aan de Leidse Universiteit. Hier komt Hartmans studie tot grote bloei met leraren als M. De Vries en C. Cobet. Hartman geeft al les op een Amsterdams Gymnasium als hij op 16 juni 1877 promoveert, waarna eenzelfde betrekking volgt aan het Leids Stedelijk Gymnasium. Opvallend daarbij is zijn niet-autoritaire uitstraling en de natuurlijke gave om orde te houden tijdens de lessen. De eerste studies van zijn hand dateren uit die tijd en waren Grieks georriënteerd, zoals een studie over de Griekse veldheer/historicus Xenophon (Analecta Xenophontea ).
Latijnse taal- en letterkunde In 1883 wordt Hartman conrector (onderdirecteur) van het ‘Stedelijk’. Na acht jaar stopt hij daar zijn werkzaamheden omdat hij op 13 juli 1891 wordt benoemd tot hoogleraar aan de Leidse Universiteit. Zijn opdracht: de Latijnse taal- en letterkunde (later ook Romeinse Antiquiteiten). 23 september 1891 spreekt hij zijn inaugurele rede uit: de literarum veterum amicis et inimicis. In 1893 treedt Hartman in het huwelijk met de onderwijzeres mej. P.C. Verpoorten. Zij gingen wonen in een prachtig pand aan de Oude Herengracht. Zij kregen in 1899 een dochter die - nog maar net een half jaar oud - kwam te overlijden.
Langzamerhand richt Hartman zich meer op het Latijn. Er wordt onderzoek gedaan naar veel Latijnse dichters en schrijvers van voor het begin van onze jaartelling. Van ca. 600 jaar voor Chr. dateren de eerstgevonden geschriften. De eerste literaire geschriften dateren van zo’n 300 jaar later. Latijn is ontstaan uit twee belangrijke andere talen: Grieks en Etruskisch. Terwijl het Latijn populair is onder de hogere (literaire) kringen is het aanvankelijk een taal die door het gewone volk wordt gesproken. Nu wordt het Latijn alleen nog gebezigd in de (Katholieke) kerk en door een kleine groep liefhebbers. Maar nog steeds wordt het Latijn (en Grieks) onderwezen op de Gymnasia in Nederland.
Dichter Hartman heeft in zijn leven heel veel gepubliceerd. Tegen alle verwachtingen in is een aantal van zijn werken bestseller geworden, bijvoorbeeld ‘De avondzon des Heidendoms’ (over Plutarchus, Grieks schrijver en wijsgeer) en ‘Beatus Ille’ (over Horatius, Romeins schrijver en satiricus). Hartman blijkt ook zelf een begenadigd dichter te zijn. Een passage uit een gedicht van zijn hand waarin hij zijn afkeer uit tegen de snelheid van het bestaan, gaat als volgt:
Quis vere vivit, quis sese vivere sentit? Proripimur cuncti: quis non festinat anhelus, Nil ut agat? Quis non alio properare laborat Tempus ubi perdat?
(Wie leeft er werkelijk, wie voelt dat hij leeft? Voortgerukt worden wij allen: wie haast zich niet, Om niets te doen? Wie spoedt niet zwoegend Elders heen om daar zijn tijd te verliezen?) *Passage uit het gedicht ‘Vita’, uit: nagelaten geschriften, levensschets door Dr. K.H.E. de Jong.
Zijn schrijfstijl was foutloos, zijn voordracht correct. Hartman’s liefde voor de taal komt in dit gedicht geheel tot uiting. Hij werd dan ook vele malen om zijn talent geroemd en gelauwerd. Zo is hem onder meer de eer ten deel gevallen om de taak als Rector Magnificus voor een jaar op zich te nemen en werd hij geridderd in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Veel wetenschappelijke beloningen en lidmaatschappen complementeren zijn lijst van verdiensten.
Als Hartman de leeftijd van 70 jaar bereikt stopt hij zijn werkzaamheden op de Universiteit. Dat hield overigens niet in dat hij thuis ging ‘zitten niksen’. Maar veel vrije tijd werd hem niet gegund. Nog geen drie jaar na zijn emeritaat overlijdt hij op 29 januari 1924 te Leiden. 1 februari 1924 werd Hartman de laatste rustplaats toegewezen op de begraafplaats Groenesteeg. Prof. Groenewegen sprak aan het graf en wist op treffende wijze een portret van Hartman te geven.
Bronnen: Nagelaten geschriften van J.J. Hartman, levensschets door Dr. K.H.E. de Jong. De avondzon des Heidendoms (J.J. Hartman). De wiekslag van hun geest (W. Otterspeer). Leids jaarboekje 1925. Ver. Oud Leiden. De Leidse Senaatskamer (P.J. Blok ea.) Leiden 1860 – 1960, hoofdstuk: de Universiteit. Kon. Ned. Acad. Van Wetenschappen. Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek. Winkler Prins Encyclopedie.