ProfessorTobias Michael Carel Asser, hoogleraar in het burgerlijk- en handelsrecht
ProfessorTobias Michael Carel Asser wordt in Amsterdam geboren op 28 april 1838. Tobias is zoon van Carel Daniel Asser en Rosette Henry Godefroi.
De Asser’s waren generaties lang een vooraanstaand Joods juristengeslacht. Zij bekleedden hoge posities in de Joodse gemeenschap in Amsterdam. Al was Tobias’ optreden in het leven belangrijk voor het aanzien van het Jodendom in Nederland, zelf had hij het Joodse geloof de resterende vijftien jaar van zijn leven de rug toegekeerd.
Studietijd Na de particuliere school begint Asser in 1856 zijn rechtenstudie beginnen aan het Amsterdamse Athenaeum Illustre. Twee jaar later won hij een door de Leidse universiteit uitgeschreven prijsvraag: dat leverde een gouden medaille op. Het is 19 april 1860 als Asser promoveert in Leiden bij professor S. Vissering. Datzelfde jaar wordt hij samen met elf anderen aangewezen om zitting te nemen in het comité dat de afschaffing van de Rijntolheffing van de Rijnoeverstaten moest gaan bewerkstelligen. In 1867 is mede door Assers inzet de afschaffing van de Rijntolheffingen een feit .
Eerste ambtsjaren Inmiddels advocaat in Amsterdam, wordt hij twee jaar na zijn promotie benoemd tot hoogleraar in het Burgerlijk- en handelsrecht aan het Amsterdamse Athenaeum Illustre. Als docent stond hij bekend als iemand die zijn colleges op de praktijk afstemde en hij werd door zijn studenten alom gewaardeerd. Er werd zelfs gezegd door sommige studenten dat zij in één college van Asser meer opstaken dan van andere docenten in een heel semester.
Huwelijk Op 22 juni 1864 trad hij in het huwelijk met Johanna Ernestina Asser. Het gezin zou zich uitbreiden tot zes personen. In deze jaren neemt Asser ijverig deel aan internationale congressen waar hij met diverse buitenlandse juristen in contact komt. Met enkele daarvan wordt in 1868 de ‘Revue de Droit International et de Legislation Comparee’ opgericht. Dit tijdschrift was in het leven geroepen om juristen over de hele wereld op de hoogte te houden van de stand van zaken in hun vakgebied. Vijf jaar later richt hij samen met de Italiaan Mancini het ‘Institut de Droit International’ op. Deze vereniging wordt te Gent opgericht met de bedoeling het internationale recht te bevorderen. In 1904 zal het ‘Institut’ als zodanig de Nobelprijs voor de Vrede overhandigd krijgen.
Conferenties Sinds 1870 is hij lid (vanaf 1898 voorzitter) van de staatscommissie van het internationaal privaatrecht. In 1875 wordt hij raadsadviseur voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In die functie maakt hij deel uit van verschillende conferenties zoals de Congoconferentie in 1884 en de Suezkanaalconferentie in 1885. Vanaf 1893 is Asser lid van de Raad van State en treed hij af als hoogleraar. In 1893 is er een conferentie in Den Haag die wordt voorgezeten door Asser. Tijdens deze conferentie wordt de bodem gelegd voor een vruchtbare internationale samenwerking op het gebied van het privaatrecht. Het succes van deze laatste conferentie krijgt vervolg als hij daarna in 1894, 1900 en 1904 een reeks van conferenties die betrekking hebben op het internationale privaatrecht mag leiden als voorzitter. Conferenties met betrekking tot afspraken en wetgeving over bijv. echtscheiding, huwelijksconflicten, etc. werden uiteindelijk in 1902 door Assers inzet door 15 lidstaten ondertekend. En passant lost hij nog even een Russisch-Amerikaans geschil op in 1902.
Beloningen Al deze vormen van inzet worden in 1904 bekroond met een benoeming tot minister van Staat. Internationaal uit zich de waardering in de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede in 1911. Deze prijs moest hij overigens delen met een journalist, de Oostenrijker Alfred Fried. In 1913 werden zij nogmaals voor hun werk bekroond wanneer de Leidse universiteit hen, samen met twee andere personen, ter gelegenheid van de opening van het Vredespaleis in Den Haag, een eredoctoraat verleend, dat Asser door zijn plotseling overlijden niet meer in ontvangst heeft kunnen nemen. Asser had een bescheiden maar belangrijk aandeel bij de oprichting van het Vredespaleis te Den Haag, hij had ook enkele vredesconferenties actief bijgewoond. Verder werd Asser overladen met diverse onderscheidingen.
Overlijden Begin 1911 krijgt Asser het advies om het wat rustiger aan te gaan doen, klachten van vermoeidheid dwongen hem rust te nemen. Maar Asser kon de rust niet vinden. Hij nam zich voor zijn oude ritme weer op te pakken. Te vroeg was hij weer aan het werk gegaan. Zijn gezondheid reageerde met een fataal protest en op 29 juli van het jaar 1913 overleed hij in zijn woonplaats Den Haag.
Bronnen: Het Vredespaleis (A. Eyffinger) Leiden 1860-1960 Hoofdstuk: De Universiteit (Mr. N.F. Hofstee) Leidsch Dagblad Nederlandse helden der wetenschap, levensschetsen van 9 Nobelprijswinnaars Hoofdstuk: Asser door H.Ch.G.J. van der Mandere 1946 (dr. T.P. Sevensma) Nieuw Nederlands Biografisch woordenboek Winkler Prins