Professor Jacobus Henricus van ’t Hoff, hoogleraar in de chemie Door Hans Elsgeest
Jacobus Henricus van ‘t Hoff; geboren te Rotterdam op 20 augustus 1852, hij was van 1878 tot 1896 Hoogleraar in de Chemie te Amsterdam, overleed in Berlijn op 1 maart 1911. Hij was Nederlands eerste Nobelprijswinnaar (scheikunde 1901).
Jeugd en studie Van ‘t Hoff was een van de zeven kinderen van J.H. van ‘t Hoff en A. J. Kolff. Zijn jeugd brengt hij door in Rotterdam. In 1867 slaagde hij voor zijn toelatingsexamen voor de HBS te Rotterdam en in juli 1869 slaagde hij voor zijn eindexamen (een standbeeld van Van ‘t Hoff prijkt nog altijd op het voorplein van deze HBS). Dan volgt de Polytechnische School te Delft (T.U.), waar hij op 8 juli 1871 het diploma behaald. Met een vrijstelling voor Grieks en Latijn kan hij in Leiden gaan studeren. Al snel blijkt dat Leiden hem niet echt bevalt en vertrekt hij voor een korte periode naar Bonn waarna hij in 1873 met een getuigschrift van August Kekulé, zijn docent organische chemie aldaar, huiswaarts keert. Hij gaf de indruk een wat verstrooid student te zijn Op aanraden van Kekulé ging hij naar Parijs waar hij zijn studie voortzette om in juni 1874 wederom huiswaarts te keren en te Utrecht zijn doctorstitel te behalen en tegelijkertijd zijn theorie over het ‘asymmetrisch koolstofatoom’ te publiceren.
Docent, lector, hoogleraar... Als hij privaatles gaat geven komen zijn talenten aan de oppervlakte en komt er schot in de zaak (in eerste instantie wilde het krijgen van een baan niet erg lukken). Hij wordt (assistent) docent te Utrecht. Zijn bekendheid groeit en groeit wat resulteert in de benoeming tot lector aan de Universiteit van Amsterdam in september 1877 en ruim een jaar later, oktober 1878 bevordering tot Hoogleraar in de Chemie, Mineralogie en Geologie. In december van datzelfde jaar treed hij in het huwelijk met Johanna Francisca Mees uit Rotterdam, zij kende elkaar al uit hun jeugd. Zij kregen vier kinderen. In 1887 wordt hem een leerstoel in de fysische chemie te Leipzig aangeboden, hij weigerde dit, en kreeg als dank van de gemeenteraad van Amsterdam een nieuw laboratorium tot zijn beschikking. Deze werd in 1891 officieel in gebruik genomen. Na bijna 20 jaar Hoogleraarschap in Amsterdam vertrekt hij naar Berlijn, de werkdruk in Amsterdam was hem te hoog, zijn onderzoekswerk had daardoor veel te lijden en in 1896 neemt H.W. Bakhuis Roozeboom zijn leerstoel over.
1e Nobelprijs voor de scheikunde Van ‘t Hoff ontving in 1901 als eerste ter wereld de Nobelprijs voor de chemie, onder meer voor zijn onderzoekingen op het gebied van de osmotische druk. Hierna volgde een aantal pogingen om hem terug naar Nederland te krijgen die allen op niets uitliepen. Als hij in 1906 ernstig ziek wordt en zijn herstel lange tijd vergt kan hij nog enkele onderzoekingen afronden. Van ‘t Hoff zou niet meer herstellen en na een vruchtbaar leven sterft hij op 1 maart 1911 aan longtuberculose.
Van ‘t Hoffs werk Van ‘t Hoff maakte naam met een door hem ontwikkelde manier om de molecuulstructuren en samenstellingen dmv. formules zichtbaar te maken ( hoe atomen met elkaar verbonden zijn in bepaalde organische stoffen ). Hij ontdekte daardoor het asymmetrisch koolstofatoom en ging als één van de eersten uit van het bestaan van atomen en moleculen. Hij publiceerde deze theorie. Maar pas na enkele vertalingen in het Frans en Duits werd deze theorie bekend. Van ‘t Hoff was geen praktijkgerichte onderzoeker, hij maakte zelden gebruik van toestellen of andere hulpmiddelen, als hij dat wel deed dan waren dat door hem bedachte en eenvoudige hulpmiddelen die hem in staat stelde zeer nauwkeurige onderzoekingen te verrichten. Van alle onderzoekingen die hij verrichtte is zijn onderzoek naar osmose en vooral de osmotische druk (hij was namelijk in staat de grootte van die druk te berekenen met een door hem ontwikkelde formule), een van zijn belangrijkste werken. Daarnaast deed hij veel onderzoek op het gebied van het chemisch evenwicht van oplossingen en daaruit voortvloeiend de theorie van kookpuntsverhoging en vriespuntsverlaging. Als hij vanaf 1896 in Berlijn vertoeft gaat zijn interesse voornamelijk uit naar de zoutafzettingen te Stassfurt. In Duitsland waren de onderzoekingen van chemische wetenschappers veel belangrijker dan in Nederland. Duitsland beschikte (en nog) over meer bodemschatten dan Nederland. Ook de chemische Industrie stond daar op een hoger peil. Toch was het Van ‘t Hoff die Nederland in de chemische wereld op de kaart zette. Voor Leiden heeft Van ‘t Hoff niet veel betekend, hij studeerde er een klein jaar.
Bronnen: Chemie achter de dijken, uitvindingen en uitvinders in de eeuw na Van 't Hoff (H. v. Bekkum en J. Reedijk) Chemie en samenleving, van kleurstof to kunstmest (L. Molenaar en P. Kooiman) Chemische reacties, materie in beweging (P.W. Atkins) De geschiedenis van de scheikunde in Nederland deel 1 en 2 (H.A.M. Snelders) Winkler Prins In het voetspoor van Stevin* Nederlandse helden der wetenschap* Negen Nederlandse Nobelprijswinnaars (museum Boerhaave, Leiden)