Huizingastraat
Professor Johan Huizing, hoogleraar in de fysiologie en histologie
Door Hans Elstgeest
Johan Huizinga wordt als tweede zoon van Dirk Huizinga (hoogleraar in de fysiologie en histologie te Groningen) en Jacoba Tonkens op 7 december 1872 in Groningen geboren. Als hij net anderhalf jaar oud is, overlijdt Johans moeder onverwacht tijdens een vakantie op Texel. Vader Dirk hertrouwt met Harmanna Margaretha de Cock. In 1885 gaat Johan naar het Gymnasium in Groningen. In dat jaar is ook Johan’s ‘stiefbroer’ Herman geboren. Johan legde met goed gevolg het gymexamen af om daarna de studie in de Nederlandse letteren aan de Universiteit van Groningen te starten. Hiermee start de wetenschappelijke carrière van de professor naar wie één van de straten in onze wijk vernoemd is.
Zijn studententijd verloopt zeer voorspoedig en Huizinga weet snel een aantal vrienden rond zich te verzamelen - onder wie Willem de Sitter - om zijn verblijf aldaar zo aangenaam mogelijk te maken. Bij P.J. Blok, die dan nog in Groningen verblijft, loopt hij colleges. Geschiedenis zou een belangrijke plaats gaan innemen in het leven van Huizinga. De uitstekende verhouding met Blok zorgt ervoor dat hij Huizinga voordraagt een leraarsambt in Haarlem te gaan bekleden. Op 1 september 1897 verschijnt Huizinga voor het eerst voor de klas. Voorafgaand aan die tijd vinden nog een paar belangrijke gebeurtenissen plaats in het leven van de jonge Huizinga. Op 28 mei 1897, promoveert hij cum laude. De dreiging van de militaire dienst, lijken op dat moment het leraarsschap in de weg te staan. Huizinga ondergaat samen met zijn goede vriend De Sitter de medische keuring. Er komen enkele gebreken aan het licht, die Huizinga voor ‘dienst’ ongeschikt maakt (bijziendheid). Zo kan hij toch met een gerust hart zijn ambt aan de gemeentelijke HBS te Haarlem aanvaarden. Enkele jaren van rust volgen, waarin hij trouwt met Mary Vincentia Schorer. Hij voltooit enkele werken onder andere over de geschiedenis van Haarlem.
Schok
De eerste helft van 1903 staat bol van contrasten, droevige gebeurtenissen volgen vreugdevolle momenten op en andersom. Johans halfbroer Herman overlijdt op zeventienjarige leeftijd. Tien dagen daarna wordt Johan privaatdocent aan de Universiteit van Amsterdam. Op 19 maart wordt hij vader als dochter Elisabeth geboren wordt, 15 mei is hij vaderloos als Dirk Huizinga overlijdt.
Op 11 april 1905 aanvaardt Johan de leerstoel te Groningen in de Algemene en Vaderlandse Geschiedenis. In de tijd daarna schenkt zijn vrouw hem nog vier kinderen: Dirk, Leonhard, Jakob en nog een dochter: Hermanna Margaretha die vernoemd is naar Huizinga’s stiefmoeder die 20 januari 1910 is overleden. Dat vier jaar later zijn eigen vrouw zou overlijden was de grootste schok voor hem. Begin 1914 ontdekken de artsen bij haar een hersentumor waaraan ze enkele maanden later zou komen te overlijden. Johan ontwerpt zelf de gedenksteen voor haar graf. Na het overlijden van Mary vertrekt Huizinga naar Leiden. Hij bewoont er een huis aan de Witte Singel. Blok fungeert ook ditmaal als kruiwagen. Op 27 januari 1915 houdt Huizinga zijn inaugurele rede (over historische levensidealen). Een volgende schok wacht hem als zoon Dirk op de leeftijd van vijftien jaar komt te overlijden. Eind maart 1920 wordt hij begraven in Oegstgeest.
Verwerpelijk geschrift
Na een periode van rustig werken en alle tegenslagen verwerkend treedt Huizinga weer Huizinga was naast historicus ook een begenadigd tekenaar Plaquette met de beeltenis van Huizinga op het complex aan de Witte Singel meer in de openbaarheid. Op 31 januari 1930 is Huizinga promotor van Prinses Juliana die haar erepromotie beleeft. Huizinga treedt in 1932 op als Rector-Magnificus. Hij doet dit tot september 1933. Tijdens dit rectoraat zou hij voor de nodige verrassingen komen te staan, zoals het plagiaatprobleem met professor Colenbrander. Een andere verrassing volgt tijdens een conferentie in Leiden waar hij de aanwezige Dr. Von Leers, auteur van Forderung der Stunde, Juden Rauss, vraagt of hij inderdaad de schrijver is van dit verwerpelijke geschrift. Huizinga beveelt Von Leers, die de vraag bevestigend beantwoordt, onmiddellijk te vertrekken. De Duitse autoriteiten zijn snel op de hoogte van het voorval. Huizinga wordt het lidmaatschap ontnomen van enkele Duitse wetenschappelijke verenigingen. Zijn werken worden zelfs verboden in Duitsland. Het voorval zou in de toekomst nog een staartje krijgen. Niet veel later ontvalt hem opnieuw een naaste; Cornelis van Vollenhoven, vriend van Huizinga en hoogleraar in de rechtswetenschap. In 1935 volgt de verhuizing naar de Slingelandlaan. Een nieuw hoogtepunt vindt plaats in 1937: Huizinga is getuige tijdens het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernhard op 7 januari, op 27 februari ontvangt hij een eredoctoraat te Oxford en 4 oktober van dat jaar trouwt hij met Auguste Alwine Caroline Maria Scholvinck.
Maar dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en het leven op de Universiteit wordt er niet makkelijker op. De bezetter ziet de leerstoelen graag opgevuld door Nationaal Socialisten en zoals te verwachten kan Huizinga als een van de eersten het veld ruimen; de Duitsers hadden immers nog een appeltje met hem te schillen.
In deze moeilijke jaren wordt op 4 november 1941 dochter Laura geboren, hij zal maar kort van haar kunnen genieten. Op 7 augustus 1942 wordt Huizinga gevangen genomen en naar St. Michielsgestel overgebracht. De Duitsers ontslaan hem uit dit kamp op 30 oktober wegens gezondheidsklachten. Maar Huizinga mag niet meer terugkeren naar Leiden, bang als de nazi’s zijn voor zijn invloed. Daarom verbannen zij Huizinga naar De Steeg, in het oosten van het land. De Steeg blijkt Huizinga’s laatste woonplaats te zijn, kort voor de bevrijding van Oost-Nederland overlijdt hij. Huizinga had de wens te worden begraven achter het groene kerkje in Oegstgeest, bij zijn zoon Dirk. Daar het op dat moment niet mogelijk is dit te verwezenlijken zet men hem bij op Heiderust te Rheden om op 27 februari 1946 alsnog te Oegstgeest te worden begraven.
Publicaties
Huizinga heeft tot in het jaar van zijn dood boeken gepubliceerd. De belangrijkste zijn: Hendrik Kern: Mannen en Vrouwen van beteekenis in onze dagen (1899); De opkomst van Haarlem, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde (1906); Geschiedenis der Universiteit Groningen gedurende de derde eeuw van haar bestaan, Academia Groningana MDCXIV-MCMXIV (1914); Mensch en Menigte in Amerika (1918); Herfsttij der Middeleeuwen (1919); Erasmus (1924); Tien Studiën (1926); Leven en werk van Jan Veth (1927); Homo Ludens (1938); Nederland’s beschaving in de zeventiende eeuw, een schets (1941); Geschonden Wereld (1945). Veel van deze uitgaven circuleren nog in de tweedehands boekwinkels en veel worden van tijd tot tijd opnieuw uitgegeven. Misschien nog dit jaar verschijnt er een biografie van Huizinga door Willem Otterspeer, hoogleraar universiteitsgeschiedenis.
Huizinga was naast historicus ook een begenadigd tekenaar