Professor Antoine Paul Nicolas Franchimont, hoogleraar organische chemie Door Hans Elstgeest
Scheikunde - of chemie - is een betrekkelijk jonge wetenschap. Hoewel al eeuwen voor Christus de alchemie werd beoefend, had dit toch weinig te maken met het serieus bedrijven van de scheikunde. Alchemie betekende vooral min of meer om met het lukraak scheiden en mengen van allerlei materialen tot geneeskrachtige stoffen te komen. Het grote doel van de alchemie was het vinden van 'de steen der wijzen', die als hulpmiddel zou dienen om van onedel metaal zoals lood, edel metaal te maken, het liefst goud. Ook zou 'de steen' toegang geven tot onze onsterfelijkheid. Na het begin van onze jaartelling begint de alchemie zich langzaam maar zeker te ontwikkelen tot een serieuzere wetenschap, maar het duurt tot het begin van de zestiende eeuw. Dan gaat Paracelsus (1493-1541) als één van de eersten de alchemie echt wetenschappelijk benaderen. Daarna gaat het snel. Veel technieken uit de alchemie konden probleemloos worden toegepast in de moderne scheikunde, zoals verbranding (oxidatie), destillatie, etc. Chemie werd in die tijd al veel toegepast in de geneeskunde en al snel bleek dat deze tak van wetenschap ook overlapte met natuurkundige verschijnselen. De chemie werd omvangrijker en daardoor ontstond de eerste scheiding; tussen de organische en anorganische chemie. De organische chemie - of koolstofchemie - behandelt de chemie van alle verbindingen die het element C (koolstof) als basis hebben (enkele uitzonderingen daargelaten). Ook de elementen H (watersof), O (zuurstof) en N (stikstof) komen regelmatig in deze verbindingen voor. De anorganische wetenschap behandelt de chemie van de overgebleven elementen zoals metalen en zouten. Tegenwoordig heeft de chemie een zeer belangrijke rol in de samenleving. Eigenlijk is alles chemie. De wetenschap heeft zich breed ontwikkeld en overlapt vele andere wetenschappen waaruit onder meer de biochemie, de medische chemie en fysische chemie ontstonden. Maar wij beperken ons in dit tweeluik tot de organische en anorganische chemie. Twee grote Leidse wetenschappers hebben hier ter stede deze disciplines vormgegeven: professor van Bemmelen en professor Franchimont. Volgende keer behandel ik professor van Bemmelen en zijn betekenis voor de anorganische chemie, nu volgt het levensverhaal van prof. dr. A. P. N. Franchimont, de eerste Leidse hoogleraar organische chemie.
Waals Antoine Paul Nicolas Franchimont, geboren op 10 mei 1844 in Leiden, is zoon van Nicolas Antoine Franchimont, proponent van de Waalse Gemeente (een Franssprekende kerk, door Fransen en Zuid-Nederlanders gestichte afsplitsing van de Nederlands Hervormde Kerk) en leraar Oude Talen en Theodora Alida Poppe. De naam Franchimont stamt zeer waarschijnlijk uit een Waals markgraafschap dat is ontstaan in de zestiende eeuw. Een bekend overblijfsel is het kasteel Franchimont in het Belgische plaatsje Theux vlakbij het kuuroord Spa. Dit kasteel draagt een roemrucht verleden en is tegenwoordig een toeristische trekpleister. Aangenomen kan worden dat de familienaam Franchimont in deze streek ontstaan is maar dat is niet geheel met zekerheid te zeggen.
In eerste instantie gaat Franchimont naar het Leids Gymnasium, maar als hij niet tot de vierde klas wordt toegelaten (hoogstwaarschijnlijk door een conflict met een van de leraren) houdt hij het daar voor gezien om een studie tot apotheker te gaan volgen. In 1864 heeft hij de benodigde papieren op zak en vestigt hij zich op de hoek Mare/Oude Vest met een eigen apotheek. Maar het apothekersbestaan boeit hem niet echt.
Promotie Na een toelatingsexamen gaat hij een studie wis- en natuurkunde doen aan de universiteit in Leiden. Hij verkoopt zijn apotheek en is naast zijn studie tot en met 1871 leraar scheikunde aan de avondschool van het Leidse M.S.G. Het is 24 maart 1871 als hij bij prof. A.H. van der Boon Mesch met het proefschrift ‘Bijdrage tot de kennis van het ontstaan en de chemische constitutie der zogenaamde terpeenharsen’ promoveert.
Na zijn promotie vertrekt hij naar het buitenland. Hij werkt bij Kekulé (Bonn) en Wurtz (Parijs). Dit duurt tot augustus 1873. Dan keert hij terug en wordt hij leraar scheikunde aan de HBS in Wageningen (landbouwonderwijs). Ook dit is van korte duur omdat hij in 1874 benoemd wordt tot buitengewoon hoogleraar in de organische scheikunde aan de universiteit van Leiden waar hij zijn vroegere promotor opvolgt. De opvolging van Van der Boon Mesch resulteerde niet alleen in een leerstoel voor organische chemie maar ook één voor de anorganische. De leerstoel in de organische chemie was de eerste in dat onderwerp ter wereld. In 1877 wordt zijn buitengewoon hoogleraarschap omgezet in een gewoon hoogleraarschap. Franchimont heeft tijdens zijn werkzame leven veel studieboeken gepubliceerd, zowel voor het universitaire als voor het middelbare onderwijs. Voor het practicum schreef hij: ‘Handleiding bij praktische oefeningen in organische chemie voor eerstbeginnenden’ (1879), ‘Leiddraad bij de studie van de koolstof en hare verbindingen’ in 1878. Daarnaast schreef hij ook het uit drie delen bestaande ‘Beginselen der chemie’ (1884-1886) en het ‘Kort leerboek der organische chemie als leiddraad bij het middelbaar onderwijs’ (1880).
Franchimont trouwt met Cornelia van Batenburg in 1880. Het was een huwelijk voor het leven, al bleef het kinderloos. Franchimont was geen publieke figuur, hij leefde voor zijn werk en zijn familie. Hij was een huiselijk type en thuis kon hij zich ontpoppen tot aangenaam verteller. In zijn optreden buitenshuis bleef hij over het algemeen op de achtergrond. Hij vond dat hij zijn wetenschappelijk slagen voor een groot deel aan zijn vrouw te danken had. Zij gaf hem alle ruimte om zijn werk ongestoord te kunnen verrichten, al begreep ze helemaal niets van wat hij deed. Als docent verwachtte hij van zijn leerlingen een grote mate van zelfstandigheid. Zijn colleges waren zeer goed verzorgd en werden vaak met verklarende experimenten toegelicht. Hij vroeg veel van de studenten en kon als dat moest zeer streng zijn, voor hen, maar ook voor zichzelf. Hij richtte in 1882 samen met collega’s het tijdschrift ‘Recueil des Travaux Chimique des Pays-Bas’ op. Het doel was om de Nederlandse verrichtingen op scheikundig gebied een internationale bekendheid te geven. Zijn belangrijkste werken waren die van suikers en de acetylering daarvan. In 1883 ontdekte hij daarbij een nieuwe klasse van organische stikstofverbindingen: de nitraminen. Hij werd tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam benoemd, hij was lid van het Bataafs Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerten te Rotterdam en ook viel hem de Ridderorde van de Nederlandse Leeuw ten deel. In 1912 wordt hij erelid van de Nederlandse Chemische Vereeniging naast groten als Lorentz en Van der Waals en eerder Van Bemmelen en Van 't Hoff. Vanuit het buitenland volgde er lidmaatschappen van The Chemical Society en The Royal Institution of Great Britain and Ireland. 1 mei 1914 werd in het in 1901 in gebruik genomen laboratorium een bronzen gedenkplaat onthuld als dankbare herinnering voor 40 jaren dienst als hoogleraar, aangeboden door zijn leerlingen en vrienden.
In 1914 gaat hij met emiriraat, hopend dat zijn wankele gezondheid hem in staat zou stellen nog geruime tijd van een welverdiende rust te kunnen genieten. De rust is van korte duur als hij opnieuw ziek wordt. Deze keer wordt het hem fataal. Op 2 juli 1919 overlijdt Franchimont na een ondraaglijk, maar zorgvuldig verborgen gehouden leed (op zijn sterfbed corrigeerde hij nog drukproeven van 'zijn tijdschrift'). Op 5 juli 1919 werd zijn lichaam op Westerveld (Driehuizen) onder grote belangstelling gecremeerd. Geheel naar de wens van de overledene was er daarna een stille hulde ter nagedachtenis...
Bronnen: De geschiedenis van de scheikunde in Nederland dl I en II (H. A. M. Snelders) De wiekslag van hun geest (W. Otterspeer) Jaarboekje Vereniging Oud Leiden 1920 Leidsch Dagblad Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek Prisma van de scheikunde ed. 1990 Wikipedia•• Winkler Prins Encyclopedie