De familie Cobet keert na de geboorte van Carel Gabriël (28 november 1813) terug in Nederland. Carel was in Parijs geboren waar zijn vader te werk was gesteld bij het Algemeen Departement van oorlog. In die tijd heerste de Fransen over de lage landen en in 1813 was dat allemaal achter de rug en kon de familie Cobet in Nederland aan hun toekomst gaan bouwen. In Den Haag wordt door Carel de Departementsschool doorlopen. Zoals het vaak gaat bij mensen met een gave komen in deze tijd Cobets bijzondere gaven aan het licht. Op school worden bijzondere resultaten behaald en zijn alle partijen het er snel over eens (zijn ouders, de schoolleiding) dat Carel een studie in de theologie zou kunnen aanvangen. Op 14-jarige leeftijd verlaat hij daarom de Departementsschool en gaat de daaropvolgende vijf jaren de opleiding volgen op de Latijnse school. Tijdens deze periode wordt Cobet bevangen door de schoonheid van de Griekse taal. Op 7 mei 1832 laat hij zich inschrijven als student theologie aan de Leidse Universiteit. Direct hierna komt het gezin naar Leiden. Voor korte tijd vestigen zij zich op de Mare, in 1833 vertrekken zij, Carel achterlatend, naar Zwolle. Carel gaat op kamers aan het Rapenburg.
Geen colleges Thorbecke
In 1835 laat Cobet zijn studie theologie voor wat het is en begint een studie in de letteren. Tijdens zijn studie zijn voornamelijk professor Bake en professor Geel zijn docenten. Ook Thorbecke behoort tot deze groep, maar Cobet weigert diens colleges te volgen. Dit gaat hem lelijk opspelen als zijn doctoraal examen afgelegd dient te worden. Thorbecke geeft te kennen geen getuigschrift te verlenen wegens onvoldoende bewijs van bijgewoonde colleges. Cobet heeft geen poot om op te staan. Bake en Geel vinden dat voor Cobet een uitzondering gemaakt dient te worden en bedenken de volgende constructie. Cobet wordt naar het buitenland gestuurd om materiaal te gaan vergaren voor een uitgave handelend over de Griekse Wijsbegeerte, Taal- en Letterkunde. Cobet mag vertrekken op voorwaarde dat hij in het bezit is van een geldig getuigschrift. Hierdoor wordt Cobet alsnog – na zijn proefschrift te hebben verdedigd – op 20 oktober 1840 tot doctor benoemd, al is dit op voorwaardelijke basis. Thorbecke houdt de benoeming nog een tijdje af. Uiteindelijk geeft deze zijn verzet op en op 17 maart 1841 wordt Cobets benoeming definitief.
Een eigen huis
Met grote ijver en inzet heeft Cobet in het buitenland zijn opdracht vervuld. Enorme hoeveelheden materiaal had hij verzameld die ook voor zijn eigen werk van grote waarde bleken te zijn. Na vijf jaar intensief speurwerk keert Cobet terug naar Leiden. Daar wordt hij direct benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de Romeinse Antiquiteiten als opvolger van professor Mahne. Op 20 juni 1846 aanvaardt hij deze taak. In 1847 trouwt Cobet met Jeanette Madeleine Oliphant. Tot dan toe had hij nog altijd op kamers gewoond, maar nu wordt een eigen huis aan het Rapenburg betrokken. Een jaar later, in 1848, treedt prof. Peerlkamp af en komt zijn leerstoel vrij. Cobet mag deze gaan bezetten en wordt benoemd tot gewoon hoogleraar. De opdracht wordt uitgebreid met Oude Geschiedenis en met Griekse Taal- en Letterkunde en Antiquiteiten.
Ontgroening
Als docent is Cobet een graag gezien en geliefd persoon geweest. Zijn kwaliteiten als hoogleraar waren groot. Hij kon boeiend en gepassioneerd vertellen en wist zijn toehoorders het nodige inzicht van het Grieks in al zijn facetten bij te brengen. Het door hem gemaakte examen-materiaal was over het algemeen niet eenvoudig. Hij wist door al zijn kennis en liefde voor het Grieks soms niet dat zijn leerlingen niet altijd over zo’n grote gave als hij beschikten. Hij was iemand met ouderwetse denkbeelden, met name als het ging om methoden tot ontgroening van eerstejaars studenten. Cobet heeft vaak aan de bel getrokken als in zijn ogen de situatie uit de hand dreigde te lopen. Later, tijdens zijn rectoraat van de Universiteit zou hij deze ontgroeningen nogmaals aan de kaak stellen. Tot iets structureels heeft dit niet geleid. In 1858 werd Cobet verlost van de klassieke talen zodat hij zich uitsluitend op de Griekse Taal- en Letterkunde en Antiquiteiten kon richten.
Geen sprekers
Het is 1884 als Cobet na een werkzaam leven en een buitengewone staat van dienst als hoogleraar met emeritaat gaat. Snel daarna krijgt hij last van een kwaal die uiteindelijk zijn dood zou betekenen. Op zaterdag 26 oktober 1889 overlijdt Cobet in Leiden, alwaar hij al sinds 1865 als weduwnaar had geleefd. Op de begraafplaats Groenesteeg wordt zijn stoffelijk overschot met dat van zijn overleden vrouw herenigd en vinden zij in het familiegraf hun laatste rustplaats. Zijn teraardebestelling wordt op zijn uitdrukkelijke wens zeer eenvoudig gehouden. Cobet wilde geen sprekers aan het graf.
Bronnen inhoud en foto's o.m. Wikipedia