door Rinny Kooi nummer veertien op veertien Met berketwijgen werd het lichaam na het baden gegeseld om het bloed krachtiger te doen stromen en circuleren, terwijl door de twijgen ook menslievende geesten werden aangelokt (M.C.Blöte-Obbes,1953)
Berken zijn bomen die heel veel voorkomen in de literatuur en de mytologie. In Rusland en Finland waar de berk in zulke grote aantallen groeit dat hij voor van alles en nog wat (gebruiksvoorwerpen, medicijnen, schoonheidsmiddelen,voeding enz.) wordt gebruikt is hij één van de heiligste bomen. De berk op Meijerskade 14 wordt wel niet als een heilig exemplaar beschouwd maar hij is wel een monument. Nadat de gemeente Leiden enkele jaren geleden de mogelijkheid had geschapen om grote/bijzondere bomen op de lijst van monumentale bomen te plaatsen hebben de bewoners van dit adres met succes hun boom aangemeld. Sindsdien groeit er een monument in hun voortuin en zij zijn daar trots op. Dit monument op nummer veertien is de veertiende boom die in deze rubriek wordt besproken.
In Nederland groeien twee inheemse soorten berken: de Ruwe berk Betula pendula Roth en de Zachte berk B.pubescens Ehre. De bladeren van beide soorten zijn ruitvormig, eirond en 3-7 cm lang. Van de Ruwe berk zijn de bladeren aan de basis recht tot wigvormig en is de rand van het blad dubbelgezaagd met kleine tandjes tussen grotere tanden; bij de Zachte is de bladbasis driehoekig en zijn de tanden van de bladrand gelijkmatiger dan bij de Ruwe. De Bladeren van de Ruwe berk zijn aan de onderzijde kaal. De twijgen worden snel kaal, hebben veelal wratachtige harskliertjes en zijn overhangend. Het jonge schors is roodachtig,later zilverwit met zwart. Oudere takken hebben een heldere witte bast. Voor de Zachte berk geldt dat de onderzijde van het blad (althans in de oksels) behaard is. De twijgen zijn sterk tot weinig behaard; ze hebben weinig wratachtige haarkliertjes en zijn opgericht. Oudere takken zijn iets donkerder dan de Ruwe berk. Het schors is meestal roodbruin maar soms ook zilverkleurig. De Ruwe berk groeit op droge tot vochtige, zure tot matig voedselrijke grond, in loof-en naaldbossen en op houtwallen, heiden, langs vennen, op droge duinhellingen en op stenige plaatsen. De Zachte berk heeft een andere verspreiding. Deze boom groeit op natte tot vochtige, zure tot matig voedselrijke grond, moerassen, hoogvenen en natte duinvalleien, ook in loofbossen. Beide soorten berken verspreiden zich over grote delen van Europa, in Klein Azië (B.pendula en in Noord-Azië. Onderzoekers melden dat er van nature weinig bastaarden tussen de Ruwe en de Zachte berk voorkomen, toch zijn ze er wel degelijk. Ook kwekers hebben de soorten vaak onderling gekruist. Daarom zijn er onder de aangeplante bomen veel hybriden (of eventueel kweekvormen die zijn ontstaan uit kruisingen met uitheemse soorten). De boom op no.14 lijkt meer op de Zachte dan op de Ruwe berk. Aangezien deze boom is aangeplant en ook kenmerken heeft van de Ruwe berk wijst dat erop dat ook dit exemplaar geen raszuivere boom is. Voor de bewoners van nummer veertien doet dat geen afbreuk aan hun liefde voor de boom.
Zoals gemeld wordt de berk voor van alles en nog wat gebruikt. Twijgen gebruikt men om bezems te maken. Deze bezems zijn iets anders dan heksenbezems die berken zelf maken: ook in de boom van no. 14 (zie foto) is zo'n heksenbezem. Dit is een infectie van de Berkebezemzwam Exoascus betulae. Deze parasitaire zwam stimuleert de baan om op bepaalde plaatsen in takken een ophoping van veel relatief kleine twijgen (met bladeren en soms zelfs katjes) te vormen. De verdere ontwikkeling van de tak wordt niet gestimuleerd.Volgens het volksgeloof wonen heksen in deze heksenbezems. In werkelijkheid gebruiken tal van andere organismen (spinnen, insecten) deze bezems als woonoord. Els Schlatmann uit Oegstgeest is een tuinbouwkundige met een brede biologische belangstelling. Zij heeft gezien dat in een bepaalde heksenbezem, die ongeveer 1 meter boven de grond was ontwikkeld, een muisje een holletje had.
De boom is kort na de bouw van de woning aangeplant; dat is omstreeks 1960. Sinds 1960 heeft de boom op 1 meter hoogte boven de grond een stamomtrek van 1.44m bereikt en behoort daarmee tot de grootste berken van Leiden. Berken zijn niet de meest voor de hand liggende bomen om een status te krijgen als monumentale boom. Het worden niet de oudste (50 tot 100, zelden 200 jaar)en ook niet de dikste bomen. De lijst van monumentale bomen uit Den Haag in een vorig jaar uitgegeven boek bevat 291 bomen en slechts 2 keer wordt een berk genoemd. De stamomtrek van die twee exemplaren is 1.80 en 1.63m. De berk hoort thuis in de plantenfamilie Betulacea; ook de els, de hazelaar en de haagbeuk zijn in deze familie geplaatst. Al deze bomen vormen katjes. Berken zijn eenhuizig. De dikke, korte,groenachtige,vrouwelijke katjes staan eerst rechtop. Ze zijn ongeveer 2cm lang en komen pas in het voorjaar te voorschijn. Tegen het rijp worden gaan ze hangen om in het najaar in zaadjes uiteen te vallen. Die zaadjes hebben kleine vleugeltjes waardoor de wind hen gemakkelijk kan weg voeren. De mannelijke katjes zijn al in het najaar als stijve harde bruine rolletjes aanwezig. Als de nieuwe bladeren en de vrouwelijke katjes verschijnen gaan de altijd hangende mannelijke katjes open en zijn dan geelgroen van kleur. Zaden produceert de berk in overvloedige hoeveelheden en beheerders van natuurgebieden hebben soms problemen omdat er een ongelooflijk grote hoeveelheid jonge boompjes zich ‘als onkruid’ vestigt. Dat ook de boom op nummer veertien veel zaden produceert weten de bewoners. Ze waaien overal naar toe, zelfs over het dak. En als zij in het najaar in de achtertuin soep eten gebeurt het geregeld dat er zaden in waaien. Eet smakelijk?